ECLI:NL:RBDHA:2024:15553
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen afwijzing proceskostenvergoeding na toekenning Draaginsigne Gewonden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 7 december 2023. De opposant, vertegenwoordigd door mr. F. van de Nadort, had verzet aangetekend tegen de afwijzing van zijn verzoek om proceskostenvergoeding in verband met een besluit tot afwijzing van zijn aanvraag voor een Draaginsigne Gewonden (DIG). De staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door mr. drs. M. Frishert, was de geopposeerde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant op 16 januari 2023 in beroep was gekomen tegen het besluit van 8 december 2022, waarbij zijn bezwaar tegen de afwijzing van het DIG ongegrond was verklaard. Tijdens de beroepsprocedure werd het DIG alsnog aan de opposant toegekend, waarna hij zijn beroep introk en om proceskostenvergoeding vroeg. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 12 augustus 2024, waarbij de gemachtigde van de opposant via beeldverbinding aanwezig was, terwijl de gemachtigde van de geopposeerde afwezig was.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen was, omdat het besluit van 8 december 2022 niet was herroepen vanwege een onrechtmatigheid aan de zijde van de geopposeerde. De opposant stelde dat de besluitvorming in de primaire en bezwaarfase onzorgvuldig was, maar de rechtbank concludeerde dat de geopposeerde niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de opposant onvoldoende had aangetoond dat de geopposeerde eerder rekening had moeten houden met aanvullende informatie over andere incidenten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet gegrond en kende de opposant een proceskostenvergoeding van € 875,- toe voor de verzetprocedure, terwijl het verzoek om vergoeding van proceskosten voor de ingetrokken beroepsprocedure werd afgewezen.