ECLI:NL:RBDHA:2024:15552
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In de zaak tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.M. Straver, en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M.H.S. Volker, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 september 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 september 2024, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.31744, behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van vandaag, in de zaak NL24.31744, geoordeeld over het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is openbaar gemaakt op 18 september 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.