ECLI:NL:RBDHA:2024:15533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
NL23.34532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak inzake asielaanvraag en proceskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2024 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 15 december 2023. De opposant, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, betwistte de conclusie van de rechtbank dat zijn beroep enkel gericht was op het verkrijgen van een besluit op zijn asielaanvraag. Hij stelde dat de rechtbank ten onrechte geen nadere gronden had gevraagd en dat er geen sprake was van een kennelijk ongegrond beroep. De rechtbank oordeelde echter dat het doel van de opposant inderdaad was dat verweerder, de Minister van Asiel en Migratie, een besluit zou nemen op zijn aanvraag. Op het moment van de uitspraak had verweerder nog geen besluit genomen, waardoor de rechtbank concludeerde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak en dat een zitting niet nodig was. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak. De beslissing werd openbaar gemaakt op 11 september 2024, en tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.34532
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [opposant], V-nummer: [V-nummer] , opposant (gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

In de uitspraak van 15 december 2023 heeft de rechtbank het verzoek om proceskosten afgewezen. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.

Overwegingen

Ten aanzien van het verzet
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. 1 Hieronder legt de rechtbank dat uit.
2. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
4. De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 niet juist was.
5. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 onjuist, omdat de rechtbank volgens hem ten onrechte concludeert dat hij met zijn beroep enkel trachtte te bereiken dat verweerder een besluit op zijn aanvraag zou nemen, terwijl daarvan op het moment van de uitspraak nog geen sprake zou zijn. Volgens opposant was het echter niet alleen zijn doel dat verweerder een beslissing zou nemen op de asielaanvraag, maar ook dat verweerder een aanvang zou maken met de behandeling van die aanvraag. Dit was,
1. Op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
volgens opposant, op zijn minst een gedeeltelijke wens. Daarom is verweerder volgens hem wel degelijk gedeeltelijk tegemoetgekomen aan wat hij trachtte te bereiken. Opposant stelt verder dat de rechtbank, door geen nadere gronden te vragen, niet zelfstandig tot haar conclusie had mogen komen. Volgens opposant kan onder deze omstandigheden geen sprake zijn van een kennelijk ongegrond beroep. Hij meent dat de rechtbank ten onrechte geen gelegenheid heeft gegeven om hierop nader te reageren en dit te verduidelijken.
6. De rechtbank deelt het standpunt van opposant niet. Het doel van het beroep van opposant was dat verweerder een besluit op zijn asielaanvraag zou nemen. Dat blijkt ook uit het beroepschrift van 1 november 2023, waarin wordt verzocht verweerder te verplichten binnen vier weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. Op het moment dat de rechtbank uitspraak deed had verweerder nog geen besluit genomen. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het beroep van opposant is tegemoetgekomen. De situatie zoals beschreven in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb is daarom niet van toepassing.
7. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier
.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 september 2024

Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.