ECLI:NL:RBDHA:2024:15492
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen omzetting loongerelateerde WGA-uitkering in WGA-vervolguitkering kennelijk niet-ontvankelijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser was ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de omzetting van zijn loongerelateerde WGA-uitkering naar een WGA-vervolguitkering, welke omzetting met ingang van 29 januari 2023 zou ingaan. Het primaire besluit werd op 25 oktober 2022 genomen, en het bezwaar van eiser tegen dit besluit werd op 6 november 2023 ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 18 december 2023 beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij volledig arbeidsongeschikt is en niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser, ondanks een herhaald verzoek om zijn beroepsgronden aan te vullen, dit niet heeft gedaan. De rechtbank heeft eiser tot 15 juli 2024 de tijd gegeven om zijn beroepsgronden aan te vullen, maar deze gelegenheid is niet benut.
Op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet in behandeling wordt genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 september 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.