Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats], eiseres
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
[derde-partij], te [woonplaats], ex-werknemer.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres B.V. tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het primaire besluit, genomen op 22 maart 2023, hield in dat de ex-werknemer geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 23 april 2023. Echter, het bestreden besluit van 23 augustus 2023 verklaarde het bezwaar van de ex-werknemer tegen het primaire besluit gegrond, waardoor hij vanaf 23 april 2023 doorlopend recht heeft op een ZW-uitkering. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft in haar beroepschrift summiere beroepsgronden gepresenteerd zonder feitelijke onderbouwing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-werknemer geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens aan eiseres te verstrekken, wat leidde tot terughoudendheid in het vermelden van deze gegevens in de uitspraak. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de ex-werknemer volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden, en eiseres heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die haar stellingen onderbouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgronden van eiseres onvoldoende concreet zijn en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.