ECLI:NL:RBDHA:2024:15490
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Zoeterwoude
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van twee gemeente bomen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.A. Luehof, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 juni 2022, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 augustus 2024, waarbij ook de derde-partij, vergunninghoudster, aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend op basis van de noodzaak om waterschade aan de woning van de derde-partij te voorkomen, veroorzaakt door bladval van de bomen. Eiseres betwistte de noodzaak van de kap en stelde dat de schade niet door de bomen werd veroorzaakt. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder de vergunning deugdelijk had gemotiveerd en dat het belang van de kap zwaarder woog dan het belang van het behoud van de bomen, die ouder zijn dan vijftig jaar.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het bestreden besluit aanvankelijk onbevoegd was genomen, maar dat dit gebrek hersteld is door bekrachtiging door het college. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.