In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘familie en gezin’. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft op 22 november 2023 zijn aanvraag ingediend, en verweerder heeft de ontvangst hiervan bevestigd op 28 november 2023. De beslistermijn voor verweerder was negentig dagen, maar deze is met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 5 juli 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat verweerder de proceskosten en het griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2024.