ECLI:NL:RBDHA:2024:15425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
NL24.6718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • S. Ketelaars – Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 27 september 2024 in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv). Eiseres had op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 22 maart 2024 alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres heeft geen inhoudelijke gronden ingediend tegen het alsnog genomen besluit, waardoor het beroep tegen dit besluit ongegrond is verklaard.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding, aangezien de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 437,50, en de minister is ook verplicht het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars – Mast, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6718

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet – van Tuijn),
mede namens de minderjarige kinderen,

[naam],

v-nummer [nummer],

[naam],

v-nummer [nummer],

[naam],

v-nummer [nummer],
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiseres heeft op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Op 1 december 2023 verklaarde deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiseres niet-ontvankelijk.
Op 22 februari 2024 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
Bij besluit van 22 maart 2024 heeft de minister de aanvraag van eiseres afgewezen.
De rechtbank heeft bij bericht van 22 maart 2024 eiseres verzocht binnen twee weken de rechtbank te informeren of de afwijzende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken of het beroep te handhaven als zijnde gericht tegen het door de minister genomen besluit. Eiseres heeft desgevraagd geen reactie gegeven op het alsnog genomen besluit.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op 22 maart 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. Dit volgt uit artikel 6:20, derde lid van de Awb. Eiseres heeft verder geen inhoudelijke gronden ingediend tegen het alsnog genomen besluit. Het beroep is daarom, voor zover gericht tegen het besluit van 22 maart 2024, ongegrond.
3. Eiseres krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Niet in geschil is namelijk dat de minister niet tijdig op de aanvraag van eiseres heeft beslist, dat eiseres vervolgens een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd en dat de minister pas na het instellen van het tweede beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit een besluit heeft genomen. De minister moet de proceskostenvergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de minister het betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 22 maart 2024, ongegrond;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars – Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.