ECLI:NL:RBDHA:2024:15388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
C/09/653165 / JE RK 23-1774 en C/09/667481 / JE RK 24-1039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met zorgen over emotionele ontwikkeling en opvoedperspectief

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de emotionele ontwikkeling van de minderjarige, die sinds zijn geboorte bij pleegouders verblijft. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden. De rechtbank heeft de noodzaak van therapie voor zowel de ouders als de minderjarige benadrukt, om de hechting te bevorderen en de emotionele behoeften van de minderjarige te ondersteunen. De rechtbank heeft ook de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar het opvoedperspectief van de minderjarige, waarbij de veiligheid van een mogelijke thuisplaatsing bij de ouders moet worden beoordeeld. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 augustus 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 10 december 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige is aangehouden tot een latere zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/653165 / JE RK 23-1774 en C/09/667481 / JE RK 24-1039
Datum uitspraak: 13 augustus 2024

Beschikking van de meervoudige kamer

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van de op 14 juli 2023 en 7 juni 2024 ingekomen verzoekschriften van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
advocaat: mr. E.M. de Lange, gevestigd te Den Haag,
over:

[de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
beiden bijgestaan door advocaat: mr. F.J. Koningsveld, gevestigd te Breda,

[pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt als informanten aan:

[grootouders moederszijde] ,

zijnde de grootouders moederszijde,
hierna te noemen: de grootouders,
wonende in [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

C/09/667481 / JE RK 24-1039

Bij beschikking van 16 juli 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 27 augustus 2024 en het verzoek voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer op 13 augustus 2024.
C/09/653165 / JE RK 23-1774
Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft de rechtbank het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: KSCD) verzocht te bemiddelen bij de benoeming van (een) onafhankelijke deskundige(n) voor het verrichten van een onderzoek ter beantwoording van de in die beschikking vermelde vragen en daartoe een begroting te verstrekken.
De rechtbank heeft bij beschikking van 20 december 2023 een deskundigenonderzoek gelast ten aanzien van een veertiental onderzoeksvragen. Het KSCD is benoemd tot onderzoeksinstantie die het deskundigenonderzoek zal uitvoeren.
De rechtbank heeft bij beschikking van 27 februari 2024 de zaak met betrekking tot het deskundigenonderzoek pro forma aangehouden tot de nadere inhoudelijke behandeling in de opvolgende zaak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • de beschikking van 20 februari 2024;
  • de beschikking van 16 juli 2024;
  • de drie onderzoeksverslagen van het KSCD, ontvangen op 26 juli 2024;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in art. 1:265j, derde lid, Burgerlijk Wetboek (BW) van 9 augustus 2024.
De advocaat van de gecertificeerde instelling heeft ter zitting een pleitnota overgelegd, welke aan het dossier is toegevoegd.
Op 13 augustus 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling, bijgestaan door de advocaat van de gecertificeerde instelling;
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • de grootouders.
De pleegouders hebben zich bij e-mailbericht van 10 augustus 2024 afgemeld voor de zitting.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank de factuur ontvangen van het KSCD van 19 augustus 2024.

Feiten

Voor de feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 16 juli 2024.

De verzoeken

C/09/667481 / JE RK 24-1039

De gecertificeerde instelling handhaaft het verzoek dat strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar alsmede het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, primair voor de duur van één jaar en subsidiair voor de duur van zes maanden met aanhouding van het verzoek voor het overige. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het subsidiaire verzoek gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier maanden met aanhouding van het verzoek voor het overige. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting het (gewijzigde) verzoek nader toegelicht. De gecertificeerde instelling ziet op basis van de deelrapporten van het KSCD voldoende gronden voor een verlenging van beide kinderbeschermingsmaatregelen voor de duur van een jaar. Uit de deelrapporten komt naar voren dat er zorgen zijn over de stress- en emotieregulatie van [de minderjarige] . Het gedrag en de ontwikkeling van [de minderjarige] wordt sterk beïnvloed door stress en onrust, vooral in relatie tot de omgang met de ouders. Deze bevindingen van het KSCD sluiten aan bij eerdere bevindingen vanuit pleegzorg. Het KSCD constateert dat [de minderjarige] opvoeders nodig heeft die hem (meer dan gemiddeld) rust, duidelijkheid en voorspelbaarheid kunnen bieden. Volgens het KSCD beschikken beide ouders over beperkte sensitief-responsieve en mentaliserende vaardigheden, waardoor de ontwikkeling van een veilige gehechtheidsrelatie en de ontwikkeling van [de minderjarige] ’s mogelijkheden om adequaat met gevoelens om te gaan belemmerd kunnen worden.
Ten aanzien van de moeder beschrijft het KSCD ook zorgen over haar emotieregulatie, haar mogelijkheden om [de minderjarige] te ondersteunen bij het ontwikkelen van zijn emotieregulatie en het aansluiten bij zijn behoeften.
Bij de vader zouden er aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek, wat sterke negatieve implicaties heeft voor zijn opvoedkwaliteiten en zijn mogelijkheden tot zelfreflectie.
De antwoorden van het KSCD op de vragen over aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek bij de (groot)ouders en de invloed hiervan op hun pedagogische vaardigheden sluiten niet aan bij de kindeigen problematiek van [de minderjarige] en zijn opvoedbehoeften.
Voor [de minderjarige] is hulpverlening geïndiceerd gericht op zijn stress- en emotieregulatie. Het KSCD adviseert voortzetting van de behandeling bij de osteopaat en het aanvragen van Sherborne therapie. De verwachting is dat laatstgenoemde therapie op korte termijn kan starten. Tevens wordt hechtingsbevorderende therapie geadviseerd voor het verbeteren van de interactie tussen [de minderjarige] en de (groot)ouders.
De gecertificeerde instelling ziet noodzaak om op korte termijn een besluit te nemen over het opvoedperspectief van [de minderjarige] . Een dergelijk besluit moet zorgvuldig worden genomen. Gelet op het korte tijdsbestek tussen het verstrekken van de deelrapporten en de zitting had de gecertificeerde instelling onvoldoende tijd om de deelrapporten goed te bestuderen en om een dergelijk besluit te nemen. Het is belangrijk dat de ouders betrokken worden bij de besluitvorming en dat hen rechtsbescherming wordt geboden. De gecertificeerde instelling verwacht vier maanden nodig te hebben om dit proces zorgvuldig met de ouders en de betrokken hulpverlening te doorlopen. Volgens de gecertificeerde instelling heeft het geen meerwaarde om de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) nog onderzoek te laten doen naar het opvoedperspectief van [de minderjarige] . De gedragswetenschappers van de gecertificeerde instelling hebben de onderzoeksrapporten van het KSCD bestudeerd en concluderen dat het onderzoek volgens zorgvuldige en betrouwbare methodieken is uitgevoerd. Het is dan ook niet noodzakelijk om nog extra onderzoek te doen. Bovendien zou dit een extra belasting vormen voor [de minderjarige] . Het KSCD-onderzoek heeft immers ook vertraging opgelopen omdat het onderzoek, in het bijzonder het observeren van de omgang, te belastend was voor [de minderjarige] .
C/09/653165 / JE RK 23-1774
Bij beschikking van 20 december 2023 heeft de rechtbank het KSCD de opdracht gegeven om onder meer onderzoek te verrichten naar de persoonlijkheid van de (groot)ouders, de ontwikkeling van [de minderjarige] en zijn opvoedbehoeften. Op 26 juli 2024 heeft de rechtbank drie deelrapporten van het KSCD ontvangen. De rapporten zijn ingebracht in de procedure met kenmerk C/09/667481 / JE RK 24-1039. Thans rest in deze zaak nog slechts een beslissing over de kosten.

De standpunten

Door en namens de ouders is ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De ouders voeren wel verweer tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij verzoeken de machtiging tot uithuisplaatsing slechts voor korte duur te verlengen. De ouders kunnen daarom instemmen met het subsidiaire verzoek van de gecertificeerde instelling. De ouders blijven het gevoel houden dat het strafrechtelijk onderzoek over wordt gedaan, terwijl het openbaar ministerie al zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar het overlijden van Nisha. De ouders hebben de afgelopen periode meegewerkt aan het KSCD-onderzoek. Met name de moeder kan zich niet vinden in de onderzoeksresultaten. Zij meent dat haar woorden verkeerd zijn geïnterpreteerd door de onderzoekers, waardoor er een onjuist beeld over haar is ontstaan. De moeder heeft dan ook behoefte aan contra-expertise en de ouders zullen zelf op zoek gaan naar (een) deskundige(n) die dat uit kan/kunnen voeren. De advocaat van de ouders ziet in tegenstelling tot de gecertificeerde instelling wel een taak weggelegd voor de Raad ten aanzien van het te nemen perspectiefbesluit. De Raad kan namelijk als onafhankelijke derde een objectief standpunt innemen ten aanzien van de vraag waar [de minderjarige] moet opgroeien.
De grootouders hebben zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek.

Beoordeling

C/09/667481 / JE RK 24-1039

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Daartoe overweegt de rechtbank dat de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] nog onverminderd aanwezig zijn. [de minderjarige] verblijft vanaf zijn geboorte bij de pleegouders omdat er grote zorgen waren over de opvoedomgeving bij (één van) de ouders en de veiligheid van [de minderjarige] . Uit het onderzoek van het KSCD komt naar voren dat er met name zorgen zijn over de stress- en emotieregulatie van [de minderjarige] . Hij reageert sterk op prikkels en is opvallend alert op zijn omgeving. Dit uit zich in fysieke spanning, slecht slapen en moeite met kalmeren. Gelet op de zorgen die er nog altijd zijn ziet de rechtbank noodzaak om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van één jaar. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat er toezicht blijft op de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat de juiste hulpverlening (zoals ook door het KSCD is geadviseerd) voor hem en de ouders wordt ingezet. De rechtbank wijst het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling, waartegen geen verweer is gevoerd, dan ook toe als verzocht.
Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing oordeelt de rechtbank dat nog altijd aan de gronden voor een uithuisplaatsing is voldaan. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin en een thuisplaatsing bij een van de ouders vindt de rechtbank op dit moment niet in zijn belang. Hoewel het KSCD geen advies heeft uitgebracht over de vraag of een plaatsing bij (één van) de ouders tot de mogelijkheden behoort heeft het KSCD wel de indicaties en contra-indicaties voor een plaatsing van [de minderjarige] bij de moeder (en de grootouders) enerzijds en bij de vader anderzijds in kaart gebracht. Hieruit komt naar voren dat de moeder en de grootouders onvoldoende in staat zijn om sensitief en responsief op de emotionele behoeften van [de minderjarige] te reageren. Voor zowel de moeder, de vader als voor [de minderjarige] wordt therapie noodzakelijk geacht onder andere om de hechting met [de minderjarige] te bevorderen.
Voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige] vindt de rechtbank het echter wel noodzakelijk dat er duidelijkheid komt over het opvoedperspectief, oftewel waar [de minderjarige] zal gaan opgroeien. De rechtbank heeft ter zitting begrepen dat de gecertificeerde instelling op korte termijn een perspectiefbesluit wil nemen. Zij verwacht daarvoor vier maanden nodig te hebben en verzoekt daarom subsidiair om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van vier maanden en aan te houden voor het overige. De rechtbank ziet daarom aanleiding om, conform het subsidiaire verzoek van de gecertificeerde instelling, het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing toe te wijzen voor een periode van vier maanden teneinde de gecertificeerde instelling in de gelegenheid te stellen om een perspectiefbesluit te nemen, onder aanhouding van het restant van het verzoek.
De rechtbank vindt het met het oog op de beoordeling van de belangen van [de minderjarige] voorts noodzakelijk dat de Raad voor de Kinderbescherming op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onderzoek verricht naar en advies uitbrengt over het opvoedperspectief van [de minderjarige] . Daarbij verzoekt de rechtbank de Raad zich specifiek uit te laten over de vraag of een thuisplaatsing bij de moeder, al dan niet inwonend bij de grootouders, naar de mening van de Raad voldoende veilig en verantwoord is. Indien de Raad een thuisplaatsing mogelijk acht verzoekt de rechtbank de Raad zich ook uit te laten op welke manier en op wat voor termijn een thuisplaatsing zorgvuldig kan plaatsvinden. Indien een thuisplaatsing niet tot de mogelijkheden behoort verzoekt de rechtbank de Raad zich uit te laten hoe de omgang tussen [de minderjarige] en de (groot)ouders er (op termijn) uit dient te zien. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de betrokken raadsonderzoeker(s) bij gelegenheid van een volgende zitting met betrekking tot de uithuisplaatsing zal/zullen verschijnen, zodat zij de rechtbank kan/kunnen voorlichten over het advies en de rechtbank eventueel aanvullende vragen kan stellen. De rechtbank zal de Raad dan ook oproepen als informant.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
C/09/667481 / JE RK 24-1039
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] van 27 augustus 2024 tot 10 augustus 2025 met behoud van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 augustus 2024 tot 10 december 2024;
C/09/653165 / JE RK 23-1774
bepaalt het aan de deskundigen toekomende honorarium op € 19.320, - (inclusief BTW), te brengen ten laste van 's Rijks kas, en gelast de griffier dit bedrag aan de deskundigen te voldoen;
C/09/653165 / JE RK 23-1774 en C/09/667481 / JE RK 24-1039
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
C/09/667481 / JE RK 24-1039
houdt de behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot de zitting van
26 november 2024om
10.00 uurbij de meervoudige kamer van de rechtbank;
verzoekt de Raad om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan voornoemde zitting een advies aan de rechtbank, de verzoeker en de belanghebbenden te sturen;
gelast de griffier tegen voornoemde zitting op te roepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
  • de advocaat van de gecertificeerde instelling: mr. E.M. de Lange;
  • de moeder;
  • de vader;
  • de advocaat van de ouders: mr. F.J. Koningsveld;
  • de pleegouders;
  • de grootouders moederszijde als informant;
  • de Raad voor de Kinderbescherming als informant.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024 door mr. M.P. Meeuwisse, mr. J.C. van den Dries en mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 augustus 2024.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.