ECLI:NL:RBDHA:2024:15377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
C/09/667454 / FA RK 24-4010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot toevertrouwing van kinderen en vaststelling voorlopige kinderalimentatie in het kader van een birdnesting-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een procedure betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De man en de vrouw, die gehuwd zijn sinds 2017 en samen twee minderjarige kinderen hebben, hebben een verzoek ingediend voor de toevertrouwing van de kinderen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie tussen de man en de vrouw in juni 2023 is beëindigd en dat de kinderen sindsdien bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen om de kinderen aan hen toe te vertrouwen afgewezen, omdat er geen duurzame afspraken zijn gemaakt over contact tussen de man en de kinderen. In plaats daarvan heeft de rechtbank een birdnesting-regeling vastgesteld, waarbij de kinderen afwisselend in de echtelijke woning verblijven met beide ouders. De rechtbank heeft ook een voorlopige kinderalimentatie vastgesteld van € 25,- per maand per kind, rekening houdend met de financiële situatie van beide ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4010
Zaaknummer: C/09/667454
Datum beschikking: 15 augustus 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 6 juni 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P. van de Kolk te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat voorheen: mr. T. Erdal te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken;
  • het verweer op de zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 31 juli 2024, met bijlage, namens de man.
Op 1 augustus 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, de vrouw met mr. A. Kaynak als waarnemend advocaat en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Op 8 augustus 2024 heeft de advocaat van de vrouw zich onttrokken.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2017 te [plaatsnaam 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] .
  • De man en de vrouw oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De man heeft nog een inmiddels meerderjarige dochter uit een eerdere relatie, [naam 2] .
  • De vrouw heeft nog een dochter van 17 jaar uit een eerdere relatie, [minderjarige 3] .

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe dat:
-
primair:de minderjarige kinderen van partijen aan de man worden toevertrouwd;
subsidiair:een birdnesting-regeling wordt vastgesteld waarbij de kinderen van zondag 10.00 uur tot woensdag 19.45 uur bij de man zijn en van woensdag 19.45 uur tot zondag 10.00 uur bij de vrouw, danwel een andere passende zorgregeling te bepalen;
zowel primair als subsidiair: wordt bepaald dat de kinderen tijdens de zomervakantie van 5 tot en met 25 augustus bij de man zullen verblijven;
- de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaatsnaam 2] , met het bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw zelfstandig dat:
  • de minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw worden toevertrouwd;
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) Den Haag, met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en zowel de woning als het portiek verder niet mag betreden, alsmede de man te bevelen dat hij aan de vrouw de sleutels van het huis en de postbus ter beschikking zal stellen, met machtiging van de vrouw om deze beschikking zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van politie en justitie;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 550,- per maand per kind wordt vastgesteld, met ingang van (naar de rechtbank begrijpt) de datum van indiening van het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, althans een bijdrage en ingangsdatum zoals door de rechtbank in goede justitie te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen de zelfstandige verzoek van de vrouw, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Toevertrouwing kinderen
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. De relatie van de man en de vrouw is in juni 2023 beëindigd. Op een periode van drie weken na hebben de kinderen sindsdien met de vrouw en [minderjarige 3] in de echtelijke woning verbleven. De man verblijft bij zijn broer, waar geen plek is voor de kinderen om te slapen of daar met de man te eten. In de drie weken dat de vrouw weg was uit de echtelijke woning verbleef zij bij haar ouders in [plaatsnaam 3] . Het is de man en de vrouw niet gelukt om duurzame afspraken te maken over contact tussen de man en de kinderen. De man is een tijdje met de kinderen naar de voetbaltraining geweest op dinsdagavond en donderdagavond, waarna de kinderen met hem gingen eten. Ook ging hij toen met hen naar voetbalwedstrijden op zaterdag. Deze regeling heeft echter geen stand gehouden, omdat de man en de vrouw het niet eens konden worden over de afspraken. Op het moment van de zitting had de man de kinderen al ruim een maand niet gezien.
De rechtbank acht het samen met de Raad in het belang van de kinderen dat er regelmatig contact met beide ouders is, ook met overnachtingen. In dit voorlopige kader ziet de rechtbank geen aanleiding om de kinderen aan één van de ouders toe te vertrouwen, te meer omdat daar over en weer geen zorgregeling bij is verzocht. De rechtbank zal daarom de verzoeken van de man en de vrouw om de kinderen aan hen toe te vertrouwen afwijzen.
Zorgregeling
Bij afwijzing van het primaire verzoek komt de rechtbank toe aan het subsidiaire verzoek van de man voor een birdnesting-regeling.
Op de zitting zijn de man en de vrouw overeengekomen dat de kinderen in ieder geval elke donderdag met de man naar de voetbaltraining gaan en met hem eten. De rechtbank zal deze overeenstemming vastleggen, ook omdat de rechtbank dit in het belang van de kinderen acht.
De rechtbank ziet geen enkele contra-indicatie voor omgang tussen de kinderen en de vader en acht het daarom in het belang van de kinderen om een regeling vast te stellen waarbij zij omgang hebben met beide ouders. Omdat de man bij zijn broer in huis op een kamer woont waar hij de kinderen niet kan ontvangen en omdat de moeder heeft aangegeven dat zij wel bij haar ouders kan verblijven (zoals zij al heeft gedaan), maar daar niet met alle kinderen terecht kan, ziet de rechtbank in deze voorlopige voorzieningenprocedure geen andere mogelijkheid dan een regeling vast te stellen waarbij de kinderen in de echtelijke woning blijven en de ouders daar afwisselend bij zijn, de zogenaamde birdnesting-regeling. De rechtbank acht het verder in het belang van de kinderen dat zij met iedere ouder een heel weekend in de echtelijke woning zijn. De man en de vrouw hebben dan ieder een weekend waarin er deels verplichtingen zoals sport zijn en er deels vrije tijd is om zelf in te vullen. De man heeft een birdnesting-regeling verzocht van iedere zondag tot woensdag, maar gelet op de overeenstemming tussen de ouders over de donderdag overweegt de rechtbank dat een regeling van donderdag tot maandag minder wisselingen voor de kinderen oplevert. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat deze regeling om de week moet gelden. Dit is minder uitgebreid dan de man heeft verzocht en dat besluit de rechtbank om de volgende reden. Hoewel de man heeft aangegeven dat [minderjarige 3] in de echtelijke woning kan blijven wanneer hij daar met de kinderen is, is [minderjarige 3] het kind van de vrouw. Daarbij heeft de vrouw aangegeven dat [minderjarige 3] niet met de man in de woning wil blijven. De rechtbank overweegt dat het voor [minderjarige 3] heel ingrijpend zal zijn als zij elke week voor vier nachten elders moet verblijven en de rechtbank houdt hier rekening mee. Op de zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij op woensdag een eigen activiteit heeft. Het is de rechtbank niet bekend hoe laat en waar deze activiteit is, zodat de rechtbank daar geen rekening mee heeft kunnen houden.
Gelet op nagenoemde overeenstemming over de zomervakantie zal de rechtbank bepalen dat deze regeling moet worden uitgevoerd met ingang van het schooljaar 2024/2025.
Ten slotte merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank is van oordeel dat het mogelijk moet zijn dat de nieuwe vriendin van de man, [naam 3] , op bezoek kan komen bij de man en de kinderen in de echtelijke woning, bijvoorbeeld om samen te eten. Op de zitting heeft de man toegezegd dat hij rekening zal houden met de gevoelens van de vrouw ten aanzien van [naam 3] .
Zomervakantie 2024
Op de zitting zijn de man en de vrouw overeengekomen dat de kinderen de laatste week van de zomervakantie van 2024 bij de man zijn. Partijen hebben afgesproken dat de man de kinderen op 19 augustus om 13.00 uur bij de echtelijke woning ophaalt en hen op 24 augustus om 13.00 uur naar de echtelijke woning terugbrengt. De rechtbank zal conform deze overeenstemming van partijen beslissen, ook omdat zij deze vakantieregeling in het belang van de kinderen acht.
Uitsluitend gebruik echtelijke woning
Vanwege bovengenoemde birdnesting-regeling ziet de rechtbank geen aanleiding om het uitsluitend gebruik aan de man of de vrouw toe te wijzen, omdat zij beiden gebruik zullen maken van deze woning tijdens de zorgmomenten voor de kinderen. De rechtbank zal daarom de verzoeken van partijen hiertoe afwijzen.
Voorlopige kinderalimentatie
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een vaststelling van een voorlopige kinderalimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen. Deze vaststelling heeft het karakter van een ordemaatregel, waarbij het gaat om een eventuele bijdrage voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Daarbij is het uitgangspunt dat een summier onderzoek wordt gedaan en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de actuele situatie, voor zover de rechtbank daar voldoende inzicht in heeft.
Bij de vaststelling van de kinderalimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
Ingangsdatum
De rechtbank acht het redelijk om als ingangsdatum de datum van deze beschikking te hanteren, aangezien gebleken is dat de man tot nu toe € 300,- per maand aan de vrouw heeft betaald als bijdrage in de kosten voor de kinderen.
Behoefte
Voor het bepalen van de behoefte dient allereerst het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen ten tijde van hun uiteengaan te worden bepaald. Het NBGI bestaat uit het netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen samen, eventueel inclusief kindgebonden budget. De man en de vrouw zijn in juni 2023 feitelijk uit elkaar gegaan.
De man en de vrouw hebben op de zitting overeenstemming bereikt over de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen in juni 2023 € 1.106,- per maand bedraagt, te weten € 553,- per kind per maand. Geïndexeerd naar 2024 bedraagt de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] € 1.175,- per maand, te weten € 588,- per maand.
Draagkracht
De behoefte van de kinderen moet door de man en de vrouw worden opgebracht naar rato van hun beider draagkracht. De financiële draagkracht van partijen dient conform de aanbevelingen uit het rapport 2024 in beginsel te worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.270)]. Voor de lagere inkomens (beneden een NBI van € 2.065,-) zijn vaste bedragen per categorie van toepassing.
Draagkracht vrouw
De man en de vrouw zijn het erover eens dat aan de zijde van de vrouw rekening wordt gehouden met een inkomen van € 4.305,- per maand. De rechtbank houdt verder rekening met 8% vakantietoeslag, de pensioenpremie van € 466,15 per maand en de volgende aanvullende premies: de WGA-Hiaat premie van € 7,18 per maand en de premie AP van
€ 6,38 per maand, zoals blijkt uit de salarisspecificaties van de vrouw van mei tot en met juli 2024. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en het kindgebonden budget berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 3.987,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De draagkracht van de vrouw bedraagt volgens de formule € 1.065,- per maand, te weten
70% x [3.987 - (0,3 x 3.987 + 1.270)].
Draagkracht man
Vast staat dat de man in 2021 een eigen onderneming in de bouwsector is gestart. Vanwege het fluctuerende inkomen van ondernemers is het gebruikelijk om met de gemiddelde winst uit onderneming over drie jaar te rekenen. Uit de stukken blijkt een tendens van groei voor het bedrijf van de man. Waar zijn winst uit onderneming in 2021 en 2022 respectievelijk
€ 13.057,- en € 12.129,- bruto per jaar bedroeg, was dat in 2023 € 20.972,- bruto per jaar. Op de zitting heeft de man aangegeven dat zijn verwachte winst uit onderneming voor 2024 € 26.000,- bruto per jaar is. Gelet op deze groei van het bedrijf van de man mag verwacht worden dat hij in 2025 meer winst zal behalen dan in 2024. Bij de berekening van de draagkracht van de man acht de rechtbank het daarom niet redelijk om rekening te houden met de lage winst uit onderneming van 2022, mede omdat dat jaar (deels) een startend jaar voor het bedrijf was. Bij de berekening van de financiële draagkracht wordt uitgegaan van wat er op dit moment wordt verdiend. De rechtbank acht het daarom redelijk om in dit geval uit te gaan van de gemiddelde winst uit onderneming van 2023 en 2024, te weten
€ 23.486,- bruto per jaar. De vrouw heeft gesteld dat de man ook zwart werkt en dus een hoger inkomen heeft dan enkel zijn winst uit onderneming volgens de aangifte inkomstenbelasting. De man heeft betwist dat hij zwart werkt. Gelet op de betwisting van de man heeft de vrouw haar stelling onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank geen rekening zal houden met inkomsten uit zwart werk.
Rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de man op € 1.890,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Bij een NBI van € 1.815,- tot € 2.065,- per maand wordt de draagkracht bepaald op een vast bedrag uit de draagkrachttabel, afhankelijk van de hoogte van het NBI. Omdat het NBI van de man tussen € 1.865,- en € 1.915,- valt, zal de rechtbank met toepassing van de draagkrachttabel (2024) een draagkracht van € 77,- per maand voor de man in aanmerking nemen.
De man heeft aangegeven dat hij momenteel € 290,55 per maand aan kinderalimentatie voor [naam 2] betaalt, maar dat hij dit niet meer kan betalen en dat hij dit bedrag wil laten wijzigen. Mede gelet op deze verklaring van de man zal de rechtbank in redelijkheid de draagkracht van de man gelijkelijk verdelen over zijn drie kinderen. Dat betekent dat hij € 51,- per maand aan draagkracht beschikbaar heeft voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Conclusie
De draagkracht van partijen bedraagt gezamenlijk € 1.116,- per maand (€ 1.065,- + € 51,-). Dit is onvoldoende om volledig in de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te voorzien. De rechtbank komt daarom niet toe aan een draagkrachtvergelijking. Er is sprake van een tekort van € 59,- per maand.
Op de door de man te betalen bijdrage dient in beginsel een zorgkorting in mindering te worden gebracht. De zorgkorting bedraagt een percentage van de behoefte, welk percentage afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Aangezien de rechtbank de draagkracht van de man op € 51,- per maand heeft berekend en de man heeft gesteld dat hij € 50,- aan kinderalimentatie kan betalen, acht de rechtbank het redelijk om dit bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen en verder geen rekening te houden met een zorgkorting. De door de man te betalen voorlopige kinderalimentatie zal dan ook worden vastgesteld op een bedrag van € 50,- per maand, te weten € 25,- per maand per kind.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat voor de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [plaatsnaam 2] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [plaatsnaam 2] ;
met ingang van 26 augustus 2024 de voorlopige (birdnesting)regeling geldt volgens het volgende tweewekelijkse schema:
  • week 1: de kinderen gaan op donderdag met de man naar de voetbal en eten met hem;
  • week 2: de kinderen zijn van donderdag uit school tot maandag naar school in de echtelijke woning met de man, al dan niet met [minderjarige 3] , waarbij de vrouw de echtelijke woning gedurende deze tijd moet verlaten;
*
bepaalt ten aanzien van de zomervakantie 2024 dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de laatste week van de vakantie bij de man zijn, waarbij de man de kinderen op 19 augustus om 13.00 uur ophaalt en hen op 24 augustus om 13.00 uur terugbrengt;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden, voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt) van € 25,- per maand, per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, (kinder)rechter, bijgestaan door
mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
15 augustus 2024.