ECLI:NL:RBDHA:2024:15361
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker op 19 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 3 september 2022. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 19 december 2023 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze inwilliging heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om de verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met toepassing van een wegingsfactor van 0,5.
De rechtbank heeft in haar beslissing de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.