ECLI:NL:RBDHA:2024:15359
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoeker op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 4 juli 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 9 januari 2024 de asielaanvraag ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag is ingewilligd terwijl er een beroep tegen het niet tijdig beslissen liep, is de verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De wegingsfactor is vastgesteld op 'licht', omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.