ECLI:NL:RBDHA:2024:15343
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster op 2 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 26 augustus 2022. De rechtbank heeft op 21 maart 2024 besloten dat de Nederlandse ambassade in Istanbul gemachtigd is om aan verzoekster een mvv te verlenen. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om verlening van een mvv, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft verzoekster, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan op 25 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.