ECLI:NL:RBDHA:2024:15342
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift
In deze zaak heeft verzoeker op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 2 februari 2022. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 28 juli 2023 het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft uitspraak gedaan buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat, hoewel verweerder niet binnen de geldende termijn op het bezwaar heeft beslist, hij wel hangende het beroep heeft beslist, waardoor hij geheel aan het beroep van verzoeker is tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan op 25 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.