ECLI:NL:RBDHA:2024:15323
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J.F.I. Sinack
- S.D.C.J. Verheezen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, is een verzoeker, met V-nummer [V-nummer], in beroep gegaan tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 13 juni 2022. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 4 augustus 2022 op het bezwaar beslist. De verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter overweegt dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de minister al op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Bovendien is er geen beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar, en is de termijn daarvoor inmiddels verstreken. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 24 september 2024 en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.