In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres diende haar aanvraag in op 17 augustus 2022, en volgens de wet moest de minister binnen zes maanden beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd op basis van de WBV 2022/22. Eiseres heeft de minister op 21 mei 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van haar beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de minister een termijn van zes weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van haar beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 11 september 2024. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een besluit bekend te maken.