ECLI:NL:RBDHA:2024:1524
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2024, wordt het verzoek van een asielzoeker beoordeeld om de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten na de intrekking van zijn verzoek om voorlopige voorziening. De asielzoeker had op 26 april 2023 asiel aangevraagd en zijn geboortedatum opgegeven als [datum 1]. Echter, na een leeftijdsschouw bleek dat hij in Bulgarije geregistreerd stond met een andere geboortedatum, [datum 2]. De Staatssecretaris heeft de geboortedatum van de asielzoeker aangepast naar [datum 2] en op 12 oktober 2023 trok de asielzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het verzoek van de asielzoeker, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond is. De voorzieningenrechter stelt vast dat de asielzoeker documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn geboortedatum en dat hij herhaaldelijk om aanpassing van zijn geboortedatum heeft verzocht. De voorzieningenrechter concludeert dat de asielzoeker geen andere mogelijkheid had dan bezwaar te maken en een voorlopige voorziening te verzoeken, gezien het spoedeisende karakter van zijn situatie.
De voorzieningenrechter veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van de asielzoeker tot een bedrag van € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.