ECLI:NL:RBDHA:2024:15238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 september 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Nederveen, had een verzoek ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Dit verzoek volgde op een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, die het bezwaar van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag op 2 februari 2024 als ongegrond had verklaard.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 12 juni 2024, samen met een andere zaak (NL24.5603). In de uitspraak van vandaag, die betrekking heeft op die andere zaak, heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels op het beroep van de eiser is beslist. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts.