ECLI:NL:RBDHA:2024:15232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
NL24.28304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag van Syrische eiser na intrekking asielstatus en inreisverbod

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag. Eiser, geboren in 1979, had op 24 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 9 juli 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser nog steeds als een gevaar voor de openbare orde wordt aangemerkt, vooral gezien zijn eerdere strafrechtelijke veroordeling in Spanje en het opgelegde inreisverbod van 10 jaar. Eiser had eerder asiel aangevraagd in 2014, maar zijn status werd ingetrokken vanwege zijn veroordeling. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die een positieve verandering in de situatie van eiser rechtvaardigen. De rechtbank wijst ook de verzoeken van eiser om prejudiciële vragen en om opheffing van het inreisverbod af, omdat deze geen inhoudelijke heroverweging van de minister rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28304
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),

en
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag. Eiser is van Syrische nationaliteit en geboren op
[geboortedatum] 1979. Hij heeft op 24 april 2023 een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 9 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Ben Mohammed als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
(Procedurele) voorgeschiedenis
4. Eiser heeft op 26 april 2014 voor de eerste maal asiel in Nederland gevraagd. Deze asielaanvraag is op 17 oktober 2014 ingewilligd en aan eiser is toen subsidiaire bescherming verleend. Bij beschikking van 30 april 2021 is de aan eiser verleende asielvergunning ingetrokken wegens een strafrechtelijke veroordeling in Spanje. Tevens is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en is tegen hem een inreisverbod voor de duur van 10 jaar uitgevaardigd. Het beroep van eiser tegen deze beschikking is op 7 december 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft geen hoger beroep ingesteld zodat deze beschikking in rechte vaststaat.
1. Zaak NL24.28305
5. De aanvraag die in dit beroep aan de orde is, is de herhaalde asielaanvraag van eiser. Eiser voert in deze aanvraag aan dat hij niet (langer) als gevaar voor de openbare orde kan worden aangemerkt. Ter onderbouwing beroept eiser zich op een rapport dat door de heer [A] , forensisch maatschappelijk werker, op 31 maart 2023 is opgesteld. Daarnaast voert eiser aan dat gelet op het arrest van het Europees Hof van Justitie (HvJEU) van 6 juli 20232 géén terugkeerbesluit en inreisverbod aan hem konden worden opgelegd omdat hij niet naar Syrië kan terugkeren wegens het risico op schending van artikel 3 van het EVRM.

Het bestreden besluit

6. In het bestreden besluit wordt de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat is gebaseerd op artikel 30b, eerste lid, onder g en j, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De minister handhaaft daarnaast het eerder aan eiser opgelegde terugkeerbesluit en het eerder uitgevaardigde inreisverbod.
Inhoudelijke beoordeling
7. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de herhaalde asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding moet worden toegekend. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de herhaalde aanvraag kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk?
9. Eiser voert in beroep aan dat de minister zijn herhaalde asielaanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard. Voor zover de minister zich op het standpunt stelt dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht, had de minister de herhaalde asielaanvraag niet-ontvankelijk moeten verklaren.
10. Eiser heeft deze beroepsgrond tijdens de zitting ingetrokken. Om die reden zal de rechtbank deze beroepsgrond niet (langer) beoordelen. Eiser handhaaft wel de overige beroepsgronden zodat de rechtbank daar hierna op in zal gaan.
Vormt eiser nog een gevaar voor de openbare orde?
11. Eiser betoogt dat hij niet langer een gevaar voor de openbare orde vormt. Ter onderbouwing heeft eiser de rapportage van de heer [A] aan zijn herhaalde aanvraag ten grondslag gelegd. Ook wijst eiser op het tijdsverloop sinds de pleegperiode (voorjaar 2014) van het feit waar hij strafrechtelijk voor veroordeeld is. Hij is sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. Eiser verdient een tweede kans.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser nog steeds een gevaar voor de openbare orde vormt. De minister mocht hierbij de ontkennende houding van eiser betrekken ten aanzien van het door hem gepleegde strafbare feit. De minister wijst er niet ten onrechte op dat deze ontkennende houding onder meer tot uitdrukking is gekomen in de zitting van 10 november 2022 en tijdens het gehoor
2 ECLI:EU:C:2023:540.
opvolgende aanvraag van 19 februari 2024.3 Daarnaast wijst de minister er ook niet ten onrechte op dat in de rapportage van de heer [A] , welke circa 3 maanden na de zitting van 10 november 2022 is uitgebracht, niet wordt ingegaan op het gedrag van eiser en zijn houding ten aanzien van het gepleegde delict. Op grond van deze overwegingen mocht de minister concluderen dat noch in het rapport van de heer [A] , noch in het gehoor opvolgende aanvraag aanleiding kon worden gezien om een positieve verandering in gedrag en houding van eiser aan te nemen en dat het tijdverloop onvoldoende is geweest om ervan uit te gaan dat eiser niet langer een gevaar vormt voor de openbare orde. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de minister het terugkeerbesluit en het inreisverbod moeten opheffen?
13. Eiser stelt zich in beroep op het standpunt dat de minister ten onrechte weigert om het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit en tegen hem uitgevaardigde inreisverbod op te heffen of hierop terug te komen. De minister moet dit volgens eiser doen omdat er sprake is van een artikel 3 EVRM-uitzetbeletsel. Dit volgt uit het arrest van het Europees Hof van 6 juli 2023. Eiser heeft toegelicht welk belang hij heeft bij opheffing van het terugkeerbesluit en inreisverbod in die zin dat hij niet in een limbo-positie komt te verkeren en aanspraak kan maken op voorzieningen. Ook mag eiser niet in een ongelijke positie komen te verkeren omdat de minister zijn beleid naar aanleiding van het arrest van 6 juli 2023 heeft aangepast en bij uitzetbeletselen geen terugkeerbesluit meer oplegt en/of een inreisverbod uitvaardigt.
14. Voor zover eiser betoogt dat hij met zijn herhaalde asielaanvraag impliciet heeft verzocht om opheffing van het terugkeerbesluit en het inreisverbod, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank dit verzoek terecht afgewezen. Zoals de rechtbank hiervoor in rechtsoverweging 12 heeft overwogen, vormt eiser nog steeds een gevaar voor de openbare orde. Wanneer een persoon (nog) als gevaar voor de openbare orde wordt aangemerkt, is er geen aanleiding om een inreisverbod op te heffen. Dit volgt uit paragraaf A4/2.5.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
15. De minister mocht naar het oordeel van de rechtbank ook het terugkeerbesluit handhaven omdat dit in rechte vaststaat en hoefde hier niet op terug te komen. De minister hoeft alleen van dit standpunt af te wijken als voldaan wordt aan de vier (cumulatieve) criteria uit het arrest Kühne & Heitz van 13 januari 2004.4 De rechtbank stelt vast dat eiser niet voldoet aan het tweede criterium uit dit arrest dat – zakelijk weergegeven – inhoudt dat de nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn asielvergunning en het destijds uitgevaardigde inreisverbod, maar na de uitspraak van de rechtbank van 7 december 2022 heeft eiser geen hoger beroep ingesteld. Om die reden staat het inreisverbod in rechte vast. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij de nationale rechtsmiddelen niet heeft uitgeput omdat een eventueel hoger beroep weinig kansrijk was. Het staat eiser uiteraard vrij omwille van die reden af te zien van het instellen van hoger beroep. Dat neemt echter niet weg dat verlangd kan worden dat alle nationale rechtsmiddelen worden benut voordat van een bestuursorgaan kan worden verlangd terug te komen op een in rechte vaststaand besluit. Dat eiser ervan heeft afgezien om hoger in te stellen omdat hij zijn kansen niet hoog inschatte, is dus geen reden om af te wijken van dit tweede criterium. De beroepsgrond slaagt niet.
3 rapport Opvolgende aanvraag, pagina 6.
4 ECLI:C:2004:17.
Privéleven, evenredigheid en recht op voorzieningen
16. Eiser heeft in beroep ook gewezen op zijn recht op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en aangevoerd dat het inreisverbod niet evenredig is en dat hij recht heeft op voorzieningen, Daarnaast heeft eiser de rechtbank verzocht om prejudiciële vragen te stellen over het behoud van rechten uit het Vluchtelingenverdrag en het Handvest na intrekking van een vluchtelingenstatus verleend aan subsidiair beschermden.
17. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgronden geen bespreking behoeven omdat deze zien op een inhoudelijke heroverweging door de minister van het terugkeerbesluit en het uitgevaardigde inreisverbod. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt echter dat aan een heroverweging van het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet wordt toegekomen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.

Conclusie en gevolgen

18. De minister heeft de herhaalde asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 september 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.