In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 1 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 1 juli 2024 is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 28 augustus 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft overwogen dat eiser geen reëel risico loopt op onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Somalië. Eiser heeft zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd en herhaalt grotendeels de argumenten uit zijn zienswijze zonder nieuwe feiten aan te voeren. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag terecht ongegrond heeft verklaard en dat er geen sprake is van een schending van artikel 3 EVRM. Wel wordt eiser een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegekend, omdat de minister na het instellen van het beroep alsnog uitstel van vertrek heeft verleend. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 6 september 2024.