ECLI:NL:RBDHA:2024:15219
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsdocument en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die een verblijfsdocument had aangevraagd. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had niet tijdig beslist op deze aanvraag. Op 8 augustus 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder heeft aangegeven deze te willen vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan zijn aanvraag, kan de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en dat de zaak van licht gewicht is. Daarom is een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, en daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.