In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, heeft op 12 september 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, welke op 17 september 2024 door de verweerder is opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 23 september 2024 gesloten.
De rechtbank heeft zich in deze zaak beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft overwogen dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig moet zijn geweest om schadevergoeding toe te kennen. Eiser heeft betwist dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zowel zware als lichte gronden, gerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zware gronden, waaronder het feit dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, feitelijk juist zijn. Eiser heeft geen geldig document voor grensoverschrijding en geen geldig visum overgelegd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregel van bewaring op geen enkel moment onrechtmatig was en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.