ECLI:NL:RBDHA:2024:15203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
09-087243-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht – Pseudokoop van vuurwapen en munitie met verwerping van verweer

Op 19 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van het overdragen van een vuurwapen en munitie. De zaak werd behandeld op een besloten zitting op 5 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. N. Bakker en de advocaat mr. T. Venneman aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van het overdragen van een omgebouwd alarmpistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, in de periode van 22 december 2022 tot en met 27 maart 2023.

De verdediging stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege verzuimen in het voorbereidend onderzoek, waaronder het ontbreken van een schriftelijk bevel voor de pseudokoop. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van uitlokking door de verbalisant en dat de verdachte al eerder betrokken was bij de verkoop van wapens. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging en dat de verweren van de verdediging niet konden leiden tot bewijsuitsluiting.

De rechtbank verklaarde het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, maar vond het onder 2 ten laste gelegde feit wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke problematiek rondom wapenbezit onder jongeren. De inbeslaggenomen goederen, waaronder het vuurwapen en de telefoon, werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-087243-23
Datum uitspraak: 19 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] ’ [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 5 september 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. T. Venneman te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 22 december 2022 tot en met 27 maart 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen en/of zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld;
2
hij op of omstreeks 27 maart 2023 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk BBM, type Mini GAP, kaliber 8 mm Knall zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten aangepaste knalpatronen met loden projectiel, van het merk OZK, 8 mm heeft overgedragen.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van art 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Bij het voorbereidend onderzoek zijn volgens de verdediging vormen verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld, waardoor geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. De verzuimen rechtvaardigen ieder op zichzelf, maar zeker gezamenlijk dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk wordt verklaard. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat al het bewijs dat is verkregen door deze vormverzuimen moet leiden tot bewijsuitsluiting.
Volgens de verdediging is er sprake van uitlokking, doordat de politie in het gesprek met ‘ [bijnaam] ’ op enig moment zonder aanleiding het onderwerp verandert van het ombouwen van een alarmpistool naar het verkopen van een werkend vuurwapen, terwijl ‘ [bijnaam] ’ in de Telegramgroep geen verkoop heeft aangeboden en op geen enkele manier in het gesprek de verkoop van een vuurwapen heeft geïnitieerd. Partijen gaan over tot het sluiten van een koopovereenkomst op initiatief van de agent. Verder is er geen schriftelijk bevel op grond van artikel 126i Sv gegeven, op basis waarvan de politieagenten op dat moment zijn ingezet als pseudokopers. Daarnaast is de verdachte verhoord zonder aanwezigheid van een advocaat terwijl tijdens dit verhoor is gevraagd naar de code van de telefoon. De verdachte heeft hierover geen advies kunnen inwinnen bij zijn advocaat. In het dossier wordt weliswaar genoemd dat dit verhoor zelf niet zal worden meegenomen, maar dat de verdachte zijn code heeft genoemd, wordt in deze zaak wel degelijk tegen hem gebruikt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wel ontvankelijk is in de vervolging. Er zijn virtuele agenten die zich mogen begeven in Telegramgroepen en gesprekken aan mogen gaan met personen uit die groepen. Er werd in de Telegramgroep een aanbod gedaan waar de agenten op hebben gereageerd. Vervolgens werd door hen een open vraag gesteld over het verkopen van wapens. Het gesprek dat daarop volgde was aanleiding voor de pseudokoop. In het dossier zit een verwijzing naar artikel 126i Sv en de naam van de officier van justitie met wie is overlegd is genoemd. Er is daarom geen sprake van een vormverzuim. Ten aanzien van het geven van de telefooncode in afwezigheid van een advocaat, stelt de officier van justitie dat het eventueel kan blijven bij de enkele vaststelling van een vormverzuim. Als de verdachte de code niet had gegeven, dan was er door de officier van justitie alsnog toestemming gegeven om de telefoon uit te lezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uitlokking?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verdachte door de verbalisant met wie hij op Telegram contact had is gebracht tot het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, terwijl zijn opzet tevoren niet reeds daarop was gericht.
Uit het dossier blijkt dat op 21 maart 2023 op de app Telegram een gesprek heeft plaatsgevonden tussen ‘ [bijnaam] ’ en verbalisant ‘K950’. De verbalisant geeft in het proces-verbaal op pagina 22 e.v. van het dossier aan dat hij zich in de openbare groep 'Vuurwapens,
alarmpistolen & ombouw' bevond en zag dat er door Telegramgebruiker ‘ [bijnaam] ’ het volgende bericht was geplaatst:
"Mensen die hun alarms willen ombouwen cc me!! ( Doorboren kan ook)". De verbalisant heeft vervolgens met ‘ [bijnaam] ’ via Telegram een gesprek gevoerd over het ombouwen van alarmpistolen. Op enig moment vraagt de verbalisant aan ‘ [bijnaam] ’:
‘Maar bouw je alleen of push je ook door broer’, waarbij de rechtbank begrijpt dat doorpushen staat voor verkopen. ‘ [bijnaam] ’ reageert hierop ongeveer 13 minuten later door te zeggen:
‘Alle twee beetje man’, waarbij hij een filmpje van een wapen stuurt en zegt dat hij dat wapen laatst heeft verkocht. De verbalisant antwoordt onder meer met ‘
lame wete wat je nog heb ligge en of je weg doet’. De volgende ochtend stuurt [bijnaam] een nieuw filmpje, van een zwart kleurig vuurwapen in een doosje waarop 'mini gap' staat, en zegt ‘
heb deze ook liggen’. In het daaropvolgende gesprek vraagt de verbalisant naar de prijs en wordt de afspraak voor de overdracht gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake is van uitlokking door de verbalisant. De vraag van de verbalisant of ‘ [bijnaam] ’ niet alleen ombouwt maar ook verkoopt, betreft een open vraag. Deze vraag is – gezien de context van het gesprek, namelijk vanuit de Telegramgroep 'Vuurwapens, alarmpistolen & ombouw' – niet erop gericht om ‘ [bijnaam] ’ te brengen tot het begaan van een strafbaar feit, waarop zijn opzet nog niet was gericht. Vervolgens blijkt uit de reactie van ‘ [bijnaam] ’ duidelijk dat hij ook al vóór het moment van de pseudokoop bezig was met de verkoop van wapens. Dat de verbalisant, nadat ‘ [bijnaam] ’ duidelijk heeft gemaakt zich ook bezig te houden met de verkoop van wapens, vervolgens vraagt of hij ‘nog wat heeft liggen’, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin uitlokking. De rechtbank constateert hierin dus geen vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Bevel art. 126i Sv
De rechtbank constateert ten aanzien van de opdracht tot pseudokoop dat in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 22 van het dossier staat vermeld dat verbalisanten K950 en K951 in opdracht van de Nationale Politie op 24 maart 2023, in overleg met de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en op grond van artikel 126i Sv, zijn ingezet als pseudokopers. De rechtbank begrijpt dit zo dat de officier van justitie mr. Van Gosen betrokken is geweest bij de beslissing om de verbalisanten in te zetten als pseudokopers en dat de officier van justitie hiertoe een mondeling bevel heeft gegeven. De rechtbank constateert verder dat een schriftelijk bevel als vereist in artikel 126i lid 3 Sv in het dossier ontbreekt.
Het ontbreken van een schriftelijk bevel met daarin de gegevens als genoemd in artikel 126i lid 3 Sv in het dossier is een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank moet beoordelen of aan dit vormverzuim enig rechtsgevolg moet worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Door de verdediging is niet beargumenteerd wat het belang is dat het geschonden voorschrift dient, wat de ernst van het verzuim is en wat het nadeel is dat daardoor voor verdachte is veroorzaakt. Nu namens de verdachte niet is aangegeven op welke manier de verdachte in zijn verdediging is geschaad, moet het verweer dat dit vormverzuim moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie, dan wel tot bewijsuitsluiting, worden verworpen.
Bijstand advocaat
In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 46 van het dossier staat vermeld dat verbalisant van de hulpofficier van justitie (die het bevel tot inverzekeringstelling had gegeven) heeft vernomen dat de verdachte vrijwillig de code van de telefoon had afgestaan ter verificatie van het door hem gedane verhaal bij zijn verhoor. Verder volgt hieruit dat de hulpofficier van justitie de verdachte erop wees dat zijn advocaat er niet bij was en dat hij deze informatie niet hoefde te delen, waarop de verdachte nadrukkelijk aangaf dit vrijwillig te willen doen.
De rechtbank concludeert dat geen sprake is van een vormverzuim, nu de verdachte erop is gewezen dat zijn advocaat er niet bij was en hij de informatie die hij deelde niet hoefde te delen. Uit het dossier blijkt ook dat er bij de inverzekeringstelling geen sprake was van een verhoor, vanwege de afwezigheid van een advocaat (p. 11). De verdachte heeft vervolgens uitdrukkelijk vrijwillig de code van de telefoon gegeven, ter verificatie van het door hem gedane verhaal tijdens zijn verhoor waar wél een advocaat bij was.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat wanneer er wel sprake was geweest van een vormverzuim, de verdachte hierbij niet in zijn verdediging zou zijn geschaad, omdat de officier van justitie alsnog de bevoegdheid had om de telefoon te laten uitlezen en de verdachte bovendien heeft verklaard dat het niet zijn telefoon was.
Gelet op bovenstaande concludeert de rechtbank dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte en dat er geen reden is over te gaan tot bewijsuitsluiting. De rechtbank volstaat met het constateren van het bovenbeschreven vormverzuim van artikel 126i lid 3 Sv.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman dat de verdachte geen opzet had op het verkopen van een vuurwapen, omdat hij dacht dat het om een legaal alarmpistool ging.
4.3
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. In het dossier bevinden zich gesprekken uit een telefoon waarin het over de handel in wapens lijkt te gaan en waarbij aanwijzingen zijn dat de verdachte deze telefoon (ook) in de tenlastegelegde periode gebruikte. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk wapens van categorie III van de Wet Wapens en Munitie en munitie heeft overgedragen. De verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.4
Gebruikte bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
4.5
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 27 maart 2023 te Den Haag een vuurwapen en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie heeft overgedragen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte ook opzet had op het overdragen van een werkend vuurwapen, nu hij dit ontkent. De rechtbank ziet voldoende aanwijzingen in het dossier om te concluderen dat de verdachte wel degelijk wist dat het om een werkend vuurwapen ging. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdachte bij de overdracht in het gesprek met de verbalisanten specifieke details over het vuurwapen en munitie bleek te weten. Op basis hiervan is de verklaring van de verdachte dat hij maar wat meekletste, naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig. Verder blijkt uit het gesprek voorafgaand aan de ontmoeting dat de verdachte niet voor het politiebureau wilde afspreken. Daaruit maakt de rechtbank op dat de verdachte wist dat hij zich bezig hield met illegale praktijken. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij op de telefoon die hij op dat moment in bezit had heeft gezien dat er in Telegramgroepen (waar de gebruiker van de telefoon in zat) werd gehandeld in echte vuurwapens. De rechtbank concludeert daaruit dat de verdachte wist dat het wapen dat hij zou gaan afleveren niet legaal was. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet anders dan concluderen dat de verdachte wist dat het om een werkend vuurwapen ging en opzet had op het overdragen hiervan.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij op 27 maart 2023 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk BBM, type Mini GAP, kaliber 8 mm Knall zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten aangepaste knalpatronen met loden projectiel, van het merk OZK, 8 mm heeft overgedragen.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De op te leggen straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht rekening te houden met school en werk van de verdachte, de heftige aanhouding, de avondklok waar de verdachte zich gedurende een lange periode aan heeft moeten houden en de afwezigheid van recidive.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overdragen van een vuurwapen en munitie van categorie III. De ongecontroleerde handel van vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich mee voor de veiligheid van personen. Het bezit daarvan leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Wapenbezit onder jongeren en jongvolwassenen is een groeiend maatschappelijk probleem. Door de overdracht van het hiervoor genoemde vuurwapen uit te voeren, heeft verdachte als onmisbare schakel bijgedragen aan deze ernstige problematiek.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2024 en ziet daarin geen strafverhogende of strafverlagende factoren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de mondelinge toelichting die daarop door de zittingsvertegenwoordiger is gegeven. Daaruit blijkt – kort samengevat – het volgende. De verdachte groeit op in een stabiel en veilig thuis, waarbij voldoende toezicht op hem is. Het Dynamisch Risico Profiel (DRP) komt uit op laag. Dit betekent dat er weinig veranderbare punten zijn in de persoonlijke omstandigheden. De Raad is daarom van mening dat de jeugdreclasseringsmaatregel niet langer noodzakelijk is. De Raad adviseert een werkstraf op te leggen, zodat de verdachte een directe consequentie ervaart.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor het voorhanden hebben van een vuurwapen een jeugddetentie voor de duur van 6 weken het uitgangspunt is. De rechtbank houdt in deze zaak rekening met het feit dat de verdachte zich lange tijd aan een avondklok heeft moeten houden. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat het in casu gaat om de overdracht van een vuurwapen. Verder overweegt de rechtbank dat de verdachte zijn leven op orde heeft en dat hij sinds zijn aanhouding niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie een passende afdoening van de zaak is. Om de verdachte daadwerkelijk nog straf te laten ervaren, hetgeen gerechtvaardigd is gelet op de ernst van het feit, zal de rechtbank de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de beslissing ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen al is genomen en dat de politie deze gaat vernietigen. Formeel concludeert de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de telefoon.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen standpunt ingenomen over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten het vuurwapen en de telefoon, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot het vuurwapen en met behulp van de (handels)telefoon het bewezenverklaarde feit is begaan en/of voorbereid,
en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 77a, 77g, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht;
- 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
40 (VEERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1 STK Wapen
(Omschrijving: PL1500-2023092146-2930839, zwart, merk: BBM Mini Gap 8mm)
1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1500-2023092156-2930668, zwart, merk: Apple Iphone);
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, voorzitter,
mr. B. Sahebali, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2024.
Bijlage I
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023092146, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 81).
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 28 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 18-19):
Die vriend zei alleen dat ik wat af moest geven. Hij liet een alarmpistool zien. Hij zei ook van 'neem deze telefoon mee, met deze telefoon praat ik met hem.' Dus ik zat die berichten door te lezen en zag dat hij 550 euro had afgesproken. Maar toen las ik ook iets met ombouwen enzo.
Uiteindelijk was het 8 uur dus ik app hem kom naar dit adres. Toen zei hij nee kom
hiernaartoe kom gewon op de vaste plek afspreken, dat was op Ypenburg centraal. Eerst zei ik nog het is echt een groot politiebureau straks denken ze dat we iets raars aan het doen zijn.
Ik liep naar de open corsa toe. Ik stapte in. Hij vroeg of hij het wapen mocht zien.
Bedrag gaf hij aan mij. Toen liep ik weg en zij reden weg,
V: Als wij die telefoon gaan uitlezen, wat kunnen wij dan zien dat je gister hebt
gedaan?
A: Via Telegram contact gehad en in die groepen gekeken. Er waren van die groepen daar werden echte wapens in verhandelt. Die telefoon zit daar in Telegram in.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 24-25):
Wij waren overeengekomen elkaar te ontmoeten op 27 maart 2023 te Den Haag.
Wij zagen dat NN1 in stapte. Ik zag dat hij een plastictasje in zijn handen had. Ik
zag dat hij het doosje aan mij overhandigde. Hierop heb ik het doosje aangepakt en vroeg ik hem het volgende:
"Hij is wel clean toch, heb je hem getest?"
lk hoorde NN1 zeggen: "Ja hij is getest maar daarna niet meer".
Ik opende de doos en ik zag dat er een klein zilverkleurige loop in het wapen zat.
Ik vroeg NN1: "Is het doorboor, doe je dit zelf?"
Ik hoorde NN1 zeggen: "Nee man andere loop kijk maar. lk heb een mannetje. We kunnen dit wel vaker doen. Jij had ook soms toch".
Vervolgens vroeg ik NN1 of er munitie bij het wapen zat en wat je er mee kon afschieten. Ik hoorde hem zeggen: "Ja er zitten er vier in, er gaat 8mm er kan ook nog wat anders in maar weet niet of hij dan goed schiet".
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 42-45):
Soort wapen: Omgebouwd alarmpistool
Merk: BBM
Model: Mini GAP
Kaliber: 8 mm Knall
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
In het vuurwapen bevond zich een patroonmagazijn. In het patroonmagazijn bevond zich munitie.
Soort: Aangepaste knalpatroon met loden projectiel
Merk: OZK
Kaliber: 8 mm
De aangetroffen patronen is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.