6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het inklimmen van een besloten plaats in de Rotterdamse haven. Het vermoeden dat uit het dossier rijst, is dat hij daarbij is ingezet als uithaler, waarbij criminele organisaties die verantwoordelijk zijn voor de import van drugs, loopjongens sturen om op het haventerrein de gesmokkelde drugs uit de containers te halen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van hasjiesj en op meerdere momenten aan het bezit van cocaïne. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de handel in en het gebruik van drugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne erg schadelijk zijn voor de gezondheid. De handel in drugs vormt bovendien een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwricht. De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen situatie ten koste van de volksgezondheid en daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van die keten van criminele activiteiten.
Verder heeft de verdachte zonder rijbewijs – en dus ook onverzekerd – op een scooter gereden. De verdachte heeft zich hiermee onverantwoordelijk gedragen en de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder op 19 juni 2023 ook al is veroordeeld voor drugsbezit. Het voorgaande leidt er ook toe dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 4 september 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming en de mondelinge toelichting die daarop door de zittingsvertegenwoordiger ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het prosociale gedrag van de verdachte sinds zijn schorsing nog pril en kwetsbaar is. De Raad is van mening dat er nog geruime tijd externe druk nodig is om de veranderbare criminogene risico's te verkleinen en ervoor te zorgen dat de verdachte op het rechte pad blijft. De Raad is daarom van mening dat een verplichte jeugdreclasseringsmaatregel nodig is om, samen met de huidige coach, aan de criminogene factoren te (blijven) werken. Om ervoor te zorgen dat de verdachte de stijgende lijn kan voortzetten en middels school, stage en werk aan zijn toekomst kan blijven werken, ziet de Raad geen meerwaarde in een nieuw verblijf in de jeugdgevangenis. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en eventueel een onvoorwaardelijke werkstraf. Daarbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- een meldplicht bij de jeugdreclassering;
- meewerken aan diagnostiek, behandeling en hulpverlening bij de Waag of een soortgelijke instantie;
- meewerken aan coaching van Coach Vooruit, Buurtwerk Zoetermeer of een soortgelijke instantie;
- een contactverbod met de medeverdachten;
- meewerken aan afspraken met jeugdreclassering omtrent dagbesteding;
- een avondklok vanaf de dag van het vonnis voor de maximale duur van 6 maanden, met elektronische controle.
De avondklok eindigt dan rond de periode dat de verdachte 18 jaar wordt, vanaf dan moet hij het zelf gaan doen.
Namens de jeugdreclassering is naar voren gebracht dat de verdachte goede periodes heeft, maar dat het vervolgens weer bergafwaarts gaat en hij verkeerde keuzes maakt. De aanmelding bij de Waag is afgesloten door een aanhouding, dus daar zou hij opnieuw aangemeld moeten worden. Een goede stok achter de deur is nodig, evenals een avondklok, geteld 6 maanden vanaf zijn schorsing.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de ernst van de feiten, het feit dat er sprake is van recidive in een proeftijd en het advies van de Raad, er een stevigere sanctie passend is dan een werkstraf. De rechtbank zal de verdachte daarom een jeugddetentie opleggen van 70 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, welke aftrek de rechtbank berekent op 43 dagen. De rechtbank zal het restant van die straf ter hoogte van 27 dagen voorwaardelijk opleggen, waarbij de verdachte zich moet houden aan een pakket bijzondere voorwaarden. De verdachte wordt over enkele maanden 18 jaar, en zal zich dan zelfstandig(er) staande moeten houden in de samenleving. Om hem de komende tijd richting het goede pad te blijven begeleiden en hem ervan te weerhouden opnieuw in de verleiding te komen nieuwe stafbare feiten te plegen, zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De verdachte moet zich de komende tijd dus houden aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, meewerken aan diagnostiek, behandeling en hulpverlening, meewerken aan coaching en meewerken aan afspraken rondom dagbesteding. Ook moet de verdachte zich houden aan een contactverbod met de medeverdachten in de bij dagvaarding I bewezenverklaarde feiten, het zogenoemde ‘uithalen’ bij de haven van Rotterdam. Daarnaast legt de rechtbank in het bijzonder ook de avondklok met elektronische controle op, wat gerechtvaardigd is op grond van de zorgen die er ten aanzien van de verdachte bestaan en de moeite die de verdachte lijkt te hebben om weg te blijven van antisociale vrienden. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de verdachte zich in een netwerk lijkt te bevinden waarin drugshandel normaal is en hij bovendien niets wil zeggen over dit netwerk. De rechtbank zal de avondklok opleggen voor maximaal 3 maanden vanaf deze uitspraak, waarbij de jeugdreclassering binnen die drie maanden bepaalt hoelang de avondklok nodig is.
In afwijking van de eis van officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de genoemde jeugddetentie nog een taakstraf op te leggen.