Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen en medeplichtigheid aan een ontploffing in een portiek aan het 3e Eeldepad in Den Haag op 19 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2001, op de bewuste nacht als illegale taxichauffeur twee andere personen heeft rondgereden, maar dat hij niet op de hoogte was van hun plannen om een explosie te veroorzaken. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, met een gevangenisstraf van 12 maanden en een taakstraf van 240 uur. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ontploffing. De rechtbank benadrukte dat voor medeplegen sprake moet zijn van een bewuste nauwe samenwerking, wat niet kon worden vastgesteld. De verdachte was enkel benaderd om als chauffeur op te treden en er was geen bewijs dat hij betrokken was bij de voorbereiding van de explosie. Ook het subsidiair tenlastegelegde, medeplichtigheid, kon niet worden bewezen, aangezien er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de plannen voor de aanslag.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde en gelastte de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 4.950,00 aan de verdachte. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 26 september 2024.