ECLI:NL:RBDHA:2024:15199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
09-102903-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontploffingszaak te 's-Gravenhage

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen en medeplichtigheid aan een ontploffing in een portiek aan het 3e Eeldepad in Den Haag op 19 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2001, op de bewuste nacht als illegale taxichauffeur twee andere personen heeft rondgereden, maar dat hij niet op de hoogte was van hun plannen om een explosie te veroorzaken. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, met een gevangenisstraf van 12 maanden en een taakstraf van 240 uur. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ontploffing. De rechtbank benadrukte dat voor medeplegen sprake moet zijn van een bewuste nauwe samenwerking, wat niet kon worden vastgesteld. De verdachte was enkel benaderd om als chauffeur op te treden en er was geen bewijs dat hij betrokken was bij de voorbereiding van de explosie. Ook het subsidiair tenlastegelegde, medeplichtigheid, kon niet worden bewezen, aangezien er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de plannen voor de aanslag.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde en gelastte de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 4.950,00 aan de verdachte. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 26 september 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-102903-24
Datum uitspraak: 26 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. J.S. Jordan naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te ‘s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een steen door een ruit te gooien en/of (vervolgens) een explosief, althans een brandbaar voorwerp, althans een brandbare vloeistof door die (gebroken) ruit naar binnen te gooien en/of een portiek van een wooncomplex (gelegen aan het 3e Eeldepad) te gieten en/of (vervolgens) met een aansteker een Cobra 6 althans zwaar vuurwerk aan te steken, althans (open) vuur in aanraking te brengen met een Cobra 6, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten woningen en/of voertuigen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners in het portiek, althans van de omliggende panden, te duchten was
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam] op of omstreeks 19 maart 2024 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een steen door een ruit te gooien en/of (vervolgens) een explosief, althans een brandbaar voorwerp, althans een brandbare vloeistof door die (gebroken) ruit naar binnen te gooien en/of een portiek van een wooncomplex (gelegen aan het 3e Eeldepad) te gieten en/of (vervolgens) met een aansteker een Cobra 6 althans zwaar vuurwerk aan te steken, althans (open) vuur in aanraking te brengen met een Cobra 6, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten woningen en/of voertuigen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners in het portiek, althans van de omliggende panden, te duchten was,
bij welk misdrijf hij, verdachte, toen en daar, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft door die [naam] en/of zijn mededader(s) naar de (nabije) omgeving van het 3e Eeldepad te vervoeren en/of de vlucht mogelijk te maken;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op dinsdag 19 maart 2024 omstreeks 02:38 uur vond een explosie plaats in het portiek aan het 3e Eeldepad in Den Haag, waardoor veel schade is ontstaan. In de onmiddellijke omgeving van het portiek hebben camera’s de auto van de verdachte geregistreerd. De verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad die nacht als illegale taxichauffeur (snorder) twee andere personen heeft rondgereden, maar dat hij niets wist van hun plannen en dat hij niet betrokken is geweest bij de explosie.
De verdachte wordt verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan strafbare handelingen en, zo ja, hoe deze handelingen van de verdachte gekwalificeerd kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft zij gevorderd aan de verdachte een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, op te leggen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte als medepleger of medeplichtige betrokken is geweest bij de ontploffing.
3.4.
Vrijspraak
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde: medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd als sprake was van een voldoende bewuste nauwe samenwerking tussen een verdachte en zijn medeverdachte(n), waarbij zij ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de rol van de verdachte bij het teweegbrengen van de ontploffing van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een bewuste nauwe samenwerking in de zin van medeplegen.
Verdachte is benaderd om als ‘snorder’ een taxirit te maken. Niet is gebleken dat hij bij de voorbereiding van de aanslag betrokken is geweest of rond de tijd waarop de ontploffing plaatsvond enige handeling heeft verricht die op het veroorzaken daarvan gericht was.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde: medeplichtigheid
Medeplichtig aan een misdrijf is wie daarbij opzettelijk behulpzaam is en/of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft.
De verdachte heeft voorafgaand aan de autorit telefonisch contact gehad met één van zijn medeverdachten, van wie de naam niet bekend is geworden, die in het procesdossier bekend staat als “No Remorse”. Dit gesprek heeft een aantal minuten geduurd.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet volgen dat de inhoud van dit gesprek een andere is geweest dan door de verdachte is verklaard, namelijk dat het ging om de prijs van de rit en de route die gereden moest worden. Evenmin is komen vast te staan dat tijdens de rit naar Den Haag via Amsterdam en Rotterdam is gesproken over wat er in Den Haag zou gebeuren.
De verdachte heeft verklaard dat hij in Den Haag op enig moment een knal heeft gehoord en dat toen een minder prettige sfeer ontstond in de auto, maar dat hij pas de dag daarna doorkreeg wat er was gebeurd.
Naar het oordeel van de rechtbank probeerde de verdachte wel snel geld te verdienen met het aanbieden van illegale taxiritten, maar kan niet worden vastgesteld of en, zo ja, wanneer de verdachte bekend raakte met het plan om een aanslag te plegen. Zij kan niet uitsluiten dat de verdachte slechts als chauffeur is geronseld zonder dat hij op enig moment voorafgaand aan de aanslag bekend was met het plan daartoe.
Dit betekent dat ook het subsidiair tenlastegelegde niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

4.De inbeslaggenomen voorwerpen

4.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1. genoemde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens verzocht om het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1. genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 4.950,00.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1. genoemde voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 4.950,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.C.J. Vriend, voorzitter,
mr. C.M. Koole, kinderrechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2024.