7.3.Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte niet strafbaar is, en om die reden zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of aan de verdachte een maatregel moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Zij heeft de aangeefster, een hoogbejaarde vrouw, geprobeerd te wurgen door met haar arm om de nek van aangeefster de keel dicht te drukken. Als gevolg hiervan kreeg de aangeefster geen lucht en pijn aan haar keel en nek. Deze gebeurtenis, die uit het niets kwam, moet voor de aangeefster zeer beangstigend zijn geweest.
Door de gelukkige tussenkomst van een omstander is de verdachte gestopt, anders had dit heel anders kunnen aflopen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2024, waaruit blijkt dat zij eerder voor mishandeling is veroordeeld tot een taakstraf. Ook merkt de rechtbank op dat twee zaken tegen de verdachte zijn geseponeerd omdat een ander dan strafrechtelijk ingrijpen gewenst was dan wel vanwege haar gezondheidstoestand.
Omdat het bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend, kan aan haar geen (voorwaardelijke) straf worden opgelegd. Wel kan een maatregel worden opgelegd.
De rechtbank heeft daartoe acht geslagen op de eerder aangehaalde Pro Justitia-rapportages van 27 juni 2024 en 30 augustus 2024 en op het reclasseringsrapport van
12 augustus 2024.
Kort samengevat volgt uit de rapportages dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van haar geestesvermogen bestond, te weten schizofrenie, en dat er sprake was van een intellectuele/cognitieve beperking.
Het recidiverisico op geweld wordt als hoog ingeschat. Verder zijn er weinig duidelijk beschermende factoren aanwezig.
Een belangrijke pijler in de behandeling van schizofrenie is medicamenteuze behandeling en het is dan ook van belang dat de verdachte goed ingesteld wordt op medicatie, medicatietrouw is en dat hier directe controle op is. Daarnaast is het van belang dat er 24-uursbegeleiding is voor de verdachte. Zij heeft de afgelopen jaren duidelijk laten zien dat zij niet zelfstandig met ambulante zorg kan functioneren. Zij is chronisch psychotisch, in ieder geval zwakbegaafd en in toenemende mate ontregeld als ze haar medicatie niet neemt. Ze heeft zodoende veel sturing nodig in een strak kader. Ze is vanwege haar ziektebeeld onvoorspelbaar en er is geen sprake van ziektebesef.
Het is van belang dat zij een dagbesteding op haar niveau heeft waardoor zij afleiding heeft.
Gezien de ernst van verdachtes problematiek, haar beperkte behandelbaarheid, de ernst van het feit en het hoge recidiverisico, hebben de psychiater en de psycholoog geadviseerd om een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Ondanks het relatief beperkte strafblad is er duidelijk gevaar voor anderen gezien de frequente agressieve incidenten tijdens opnames, de agressie in het PPC en in de gesprekken met de deskundigen. De verdachte heeft veelvuldig laten zien zich niet aan voorwaarden te (kunnen) houden, passend bij haar problematiek. Een behandeling in het kader van TBS met voorwaarden of als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel wordt daarom niet haalbaar geacht. Een civiele zorgmachtiging had de verdachte reeds en de voorgestelde behandeling kost veel meer tijd dan de duur van een zorgmachtiging en daarnaast is het van belang dat er veel aandacht is voor de inschatting van het recidiverisico, waar in de reguliere GGZ doorgaans minder aandacht voor is.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan.
In de eerste plaats betreft het bewezen verklaarde feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. In de tweede plaats was tijdens het begaan van het feit bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Tot slot eist de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is de problematiek van de verdachte en het daaruit voortvloeiende herhalingsgevaar zodanig, dat het niet verantwoord is om haar onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De bescherming van de veiligheid van de samenleving noodzaakt daarom tot het opleggen van de TBS-maatregel met dwangverpleging.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de TBS-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot doodslag. De totale duur van de op te leggen maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank overweegt tot slot ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als volgt.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte.
De rechtbank zal evenwel de vordering van de officier van justitie afwijzen, nu niet is voldaan aan het in artikel 38z, lid 2 Sr neergelegde voorschrift. Er is weliswaar een reclasseringsrapport opgemaakt ten behoeve van de zitting, maar dit ziet niet op het opleggen van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Bovendien acht de rechtbank oplegging van deze maatregel niet opportuun, gelet op de opgelegde TBS-maatregel.