ECLI:NL:RBDHA:2024:15192
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een man van Iraanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 17 september 2024, maar beide partijen zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak, met zaaknummer NL24.31865, het aan het verzoek verbonden beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit was gebaseerd op de verklaring van de gemachtigde van de verzoeker, die aangaf geen contact meer te hebben met de verzoeker, die met onbekende bestemming is vertrokken. Hierdoor heeft de verzoeker geen belang meer bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.