ECLI:NL:RBDHA:2024:15182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
670582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 10 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid in 2025. De kinderrechter heeft de ouders als belanghebbenden aangemerkt en heeft de procedure gevoerd met gesloten deuren. Tijdens de mondelinge behandeling is de minderjarige gehoord en zijn de zorgen over zijn ontwikkeling besproken. De ouders hebben ingestemd met het verzoek, maar hebben ook aangegeven dat de minderjarige zich niet aan de regels houdt en met verkeerde vrienden omgaat.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige niet zijn afgenomen en dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft de wettelijke criteria van het Burgerlijk Wetboek toegepast en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot aan de meerderjarigheid en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie voor jeugdhulp. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/670582 / JE RK 24-1428
Datum uitspraak: 10 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H. Devkinandan te Zoetermeer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam] namens de gecertificeerde instelling;
- de ouders met hun advocaat;
- een stagiair van [instelling] , als toehoorder.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp [instelling] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 september 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 26 september 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 juni 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 26 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] 2025. Tevens verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] 2025. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn nog zorgen over [minderjarige] en de opgestelde doelen zijn nog niet behaald. [minderjarige] wordt bedreigd in zijn ontwikkeling omdat hij niet naar school gaat en daartoe ook niet gemotiveerd is. Sinds maart 2024 volgt [minderjarige] geen lessen meer op [instelling] . Daarnaast is het contact tussen [minderjarige] en de ouders niet hersteld en lijkt [minderjarige] zijn aandeel hierin onvoldoende te willen of kunnen herkennen. Verder onttrekt [minderjarige] zich aan het ontzag en loopt hij regelmatig weg. Er zijn zorgen over dat hij crimineel kan worden uitgebuit. Gelet op het bovenstaande acht de gecertificeerde instelling een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Ondanks de genoemde zorgen heeft [minderjarige] sinds kort een vaste dagbesteding en is hij gemotiveerd om begeleid te gaan wonen. Tot voor kort was dit niet het geval en om die reden verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De gecertificeerde instelling heeft er vertrouwen in dat [minderjarige] toe is aan de volgende stap. Uit het opvoedperspectief van februari 2024 is in eerste instantie gebleken dat ‘s Heerenloo de beste woonvoorziening is voor [minderjarige] . Door de complexe problematiek van [minderjarige] kan hij hier echter niet terecht. De gecertificeerde instelling heeft in plaats daarvan contact gelegd met een andere jeugdhulpverlener, welke passend lijkt te zijn voor [minderjarige] en waarbinnen op korte termijn plek zal zijn. De komende tijd zal [minderjarige] zich moeten bewijzen door de nodige stappen te zetten. Het is belangrijk dat de band met de ouders hersteld wordt en gekeken wordt naar de inzet van gezinstherapie (MDFT).

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de ouders is ingestemd met het verzochte. De ouders zouden [minderjarige] met liefde thuis willen ontvangen, maar [minderjarige] accepteert de voorwaardes van de ouders niet. Volgens [minderjarige] zijn er bij de ouders geen regels waar hij zich aan moet houden. Hij trekt zijn eigen plan en gaat met verkeerde vrienden om. De ouders zien alleen maar achteruitgang en hebben er onvoldoende vertrouwen in dat [minderjarige] uit zichzelf positieve stappen gaat zetten. Het is daarnaast moeilijk om contact met hem te maken als hij thuis is. Met de andere kinderen van de ouders gaat het goed, ondanks dat er veel aandacht naar [minderjarige] uit gaat.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen over [minderjarige] zijn de afgelopen tijd niet afgenomen. Hij wordt dus nog in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] vertoont nog regelmatig zorgwekkend gedrag en laat hierin geen verbetering zien. Hij onttrekt zich aan het gezag, gaat niet naar school en staat onvoldoende open voor hulpverlening. Daarom is het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die toezicht kan blijven houden op de ontwikkeling van [minderjarige] . Een verlenging van de ondertoezichtstelling tot aan de meerderjarigheid is daarom noodzakelijk. Ondanks de zorgen heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat [minderjarige] klaar is voor de volgende stap in de vorm van begeleid wonen. Er lijkt een passende plek gevonden te zijn. Daarbij is er vanuit de gecertificeerde instelling voldoende vertrouwen dat [minderjarige] toe is aan meer verantwoordelijkheid. De kinderrechter wil [minderjarige] dan ook de kans geven om zich te bewijzen. Een terugplaatsing bij de ouders is daarbij niet haalbaar. De kinderrechter heeft er geen vertrouwen in dat [minderjarige] zich voldoende gaat houden aan de regels die zijn ouders hem opleggen, met als risico dat [minderjarige] weer afglijdt. Het is daarom noodzakelijk dat [minderjarige] tot aan zijn meerderjarigheid in een accommodatie voor jeugdhulp verblijft. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] inziet dat dit een grote kans voor hem is. Hij zal moeten laten zien dat hij om kan gaan met meer vrijheden, en in staat is om vanuit die situatie wat van zijn leven te maken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 10 september 2024 tot [datum] 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 23 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.