ECLI:NL:RBDHA:2024:1518
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Kennelijke niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken van beroepsgronden
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 6 december 2023 is genomen. De rechtbank, zittende in Groningen, heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft in het beroepschrift geen gronden vermeld, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiser op 2 januari 2024 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar eiser heeft geen gronden ingediend. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat er geen contact meer is met eiser, maar dit wordt niet als een verontschuldiging voor het verzuim geaccepteerd. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.