ECLI:NL:RBDHA:2024:1516
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag. Dit verzoek volgde op het niet-tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze procedure. Op 8 december 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de verzoeker ingewilligd, waarna de verzoeker zijn beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld dat, aangezien het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit is ingetrokken, er geen beroep meer aanhangig is. Hierdoor kan er geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb, wat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing van de voorzieningenrechter is dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.