ECLI:NL:RBDHA:2024:15132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
09-099932-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging brandstichting bij tankstation in het centrum van Den Haag met levensgevaar voor personen en goederen

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 maart 2024 in Den Haag een poging tot brandstichting heeft gedaan bij een tankstation. De verdachte, geboren in 1988 in Suriname, heeft met een vulslang diesel op de grond gespoten terwijl hij een sigaret en een aansteker vasthield. Dit gebeurde in de nabijheid van een tankstation, een parkeergarage, horeca en woningen, wat een aanzienlijk gevaar voor zowel goederen als levens met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een verwarde toestand verkeerde en dat hij psychische problemen had, wat zijn handelen beïnvloedde. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft deze vordering gevolgd en de verdachte veroordeeld tot 153 dagen gevangenisstraf, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte momenteel in een GGZ-instelling is opgenomen met een zorgmachtiging, wat zijn strafbaarheid beïnvloedt. De rechtbank heeft de verdachte niet alleen strafbaar verklaard, maar ook de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-099932-24
Datum uitspraak: 25 augustus 2024
Verstek
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988, in [geboorteplaats] (Suriname),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 2 juli 2024 (pro forma) en 11 september 2024 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J. Starrenburg.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een tankstation en/of parkeergarage en/of (geparkeerde) auto('s) en/of nabijgelegen woningen en/of nabijgelegen bedrijfspanden en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten personeel van het tankstation en/of klanten van het tankstation en/of bezoekers van de nabijgelegen parkeergarages en/of bewoners van nabijgelegen woningen te duchten was
door met een vulslang één of meerdere liters diesel, althans een brandbare stof op de grond heeft gespoten, terwijl hij een sigaret en een aansteker in zijn hand heeft vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te 's-Gravenhage ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een brandstichting opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten benzine en/of een sigaret en/of een aansteker bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.2
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage A de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.3
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij van een pomp van een tankstation een vulslang pakte en daarmee diesel op de grond van dat tankstation heeft gespoten. Hij bekende daar eveneens dat hij toen een gedoofde sigaret en een aansteker in zijn handen had. Uit de verklaring van aangever bleek dat het om diesel ging, ter waarde van € 4,15, dus enkele liters. Bij de politie heeft de verdachte ook nog verklaard dat hij de brandbaarheid van de diesel wilde testen.
Uit de bewijsmiddelen is de rechtbank voorts gebleken dat bij dat tankstation een winkel was en dat verschillende personen vlakbij de verdachte stonden of liepen. Er stond vlakbij de verdachte een auto geparkeerd. Het tankstation bevindt zich onder een meerlaagse openbare parkeergarage, in het centrum van Den Haag en in de nabijheid van horecagelegenheden en woonhuizen.
De rechtbank oordeelt dat een brand vanwege deze omstandigheden ernstige gevolgen had kunnen hebben. Niet alleen voor goederen (de garage, de auto’s, het tankstation) maar vanwege de aanwezigheid van brandstof, ook (levens-)gevaar voor personen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 23 maart 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een tankstation en parkeergarage en (geparkeerde) auto's en nabijgelegen woningen en nabijgelegen bedrijfspanden en,
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personeel van het tankstation en klanten van het tankstation en bezoekers van de nabijgelegen parkeergarage en bewoners van nabijgelegen woningen te duchten was
met een vulslang één of meerdere liters diesel op de grond heeft gespoten, terwijl hij een sigaret en een aansteker in zijn hand heeft vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf die net zo lang is als de voorlopige hechtenis.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in beschonken en verwarde toestand diesel op de grond gespoten van een tankstation, terwijl hij een aansteker en een sigaret bij zich had. Hij had vuur en brandstof, het had zo maar mis kunnen gaan. Het is niet aan de verdachte te danken dat het goed is afgelopen. De politie heeft hem vrijwel direct nadat hij de diesel op de grond spoot aangehouden, nog voordat hij de kans had wat dan ook te doen. Daarvoor verdient de politie veel waardering, te meer omdat de verdachte het gevaar voor anderen en zichzelf niet zag.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een aantal rapporten over de geestesgesteldheid van de verdachte. De reclassering heeft een aantal keren over hem gerapporteerd, er is een rapportage van een consult door een psycholoog in het kader van de voorgeleiding van de verdachte en er is een de pro justitia rapport van F. Verstraeten, psychiater, van 26 juni 2024. In alle rapporten wordt geconcludeerd, uiteraard vanuit de eigen professie en deskundigheid, dat de verdachte kampt met forse psychische problematiek. De psychiater stelt hierover in het bijzonder dat bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een stoornis in alcoholgebruik ernstig en een stoornis in cannabisgebruik, matig-ernstig. De verdachte is volgens de psychiater recidiverend psychotisch en hij adviseert de rechtbank het ten last gelegde in een verminderde mate dan wel niet aan betrokkene toe te rekenen. De conclusie neemt de rechtbank over en zij maakt die tot de hare.
De officier van justitie heeft de rechtbank laten weten dat de verdachte sinds 22 augustus 2024 in een psychiatrische instelling is opgenomen met een zorgmachtiging en verplichte vormen van zorg ontvangt in dat kader (van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg). Een van die vormen van zorg is dat hij verplicht is opgenomen.
Straf en strafmaat
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf die zou inhouden dat de verdachte terugkeert naar de gevangenis, geen doel dient. De verdachte was op het moment van het strafbare feit verminderd of geheel ontoerekeningsvatbaar en het is evident dat hij psychische zorg nodig heeft. De verdachte krijgt nu in het kader van een civiele zorgmachtiging verplichte zorg in een psychiatrische instelling voor zijn stoornis.
Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
meerdaadse samenloop van:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
153 DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter,
mr. L.K. Zaltbommel, rechter,
mr. P. Figge, rechter,
in tegenwoordigheid van I.S. Nawidjajamr, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2024.
Bijlage A: Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2024092003, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , namens ESSO Den Haag, opgemaakt op 23 maart 24, voor zover inhoudende (p. 5-6):
Ik zag vervolgens dat de grond, rondom de pomp van onze tankstation waar de man werd aangehouden, nat was. Ik zag namelijk dat de grond, van ongeveer een vlak van drie vierkante meter, glom. Ik weet dat dit, enkele minuten voordat deze man werd aangehouden, nog niet het geval was.
Ik zag dat de politie vervolgens met de man naar onze kassa liep. De politie gaf aan dat de man, met de vloeistofspuit van onze pomp, diesel heeft gespoten over de grond. Ik zag in ons systeem dat er voor een bedrag van 4,15 euro aan diesel was gespoten.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 23 maart 24, voor zover inhoudende (p. 25-29):V: Op camerabeelden zag ik dat u, zonder voertuig, bij het tankstation Esso gelegen op de Laan in Den Haag, een vloeistofspuit pakte en hiermee, onder andere op, de grond spoot. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Ik moest hem gewoon even testen toch.
(..)
V: Om het moment dat u met diesel aan het spuiten was, had u een sigaret en een aansteker in uw handen. Had u enig idee wat er had kunne gebeuren en zo ja, wat?
A: Dus men ging er meteen van uit dat ik brand wilde stichten? Anders haal ik die slang benzine er toch niet uit?
V: Ik snap niet precies wat u bedoeld? Leg uit.
A: Ik wilde gewoon testen hoe brandbaar het was.
V: U stond midden in een plas met diesel. Wat zou er gebeuren denkt u als dit zou ontvlammen?
A: Dan zou ik in de fik en vlam staan.
V: Erg gevaarlijk lijkt mij toch?
A: Ja je moet toch een beetje aan brandveiligheid denken toch?
V: Dit was denk ik niet erg brand veilig denk ik?
A: Ja man. Je hebt er ook nog een parkeergarage boven zitten en daar beneden.
3. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, d.d. 23 maart 2024,​ voor zover inhoudende (p. 11-12):Op zaterdag 23 maart 2024 omstreeks 06:15 uur waren wij, verbalisanten in uniform gekleed en met de noodhulpsurveillance belast. Wij reden op genoemde datum en tijdstip vanuit politiebureau Jan Hendrikstraat de Laan op richting het benzinestation wat daar gelegen ligt.
Terwijl wij de Laan op reden zagen wij meerdere personen en voertuigen bij het benzinestation staan. Ambtshalve weten wij dat het benzinestation 24/7 geopend is, dat deze voorzien is van een winkel en dat hier altijd bedrijvigheid is met omstanders en voertuigen. Terwijl wij richting het benzinestation reden zagen wij een manspersoon staan met een brandstofpistool in zijn handen.
(..)
Wij zagen dat uit het brandstofpistool golven van brandstof kwam en deze op de grond van het benzinestation terecht kwam. Wij zagen dat hierdoor een enorme plas van benzine ontstaan was op de grond van het benzinestation. Wij zagen dat de man te midden van de plas stond en om zich heen bleef spuiten met brandstof terwijl meerdere voertuigen en personen om de man heen stonden. Wij zagen dat de man een sigaret in zijn linkerhand had. Hierop zijn wij naar de man toegelopen en ter afwending van het gevaar heb ik, verbalisant de sigaret uit de man zijn hand gehaald. Wij zagen dat deze sigaret uit was. Wel zagen we dat deze sigaret aan was geweest en deels opgebrand was. (..) Terwijl wij de transportboeien bij de man aanlegde zagen wij dat de man in zijn rechterhand en groene aansteker in zijn handen had. (..) Terwijl wij bij het politiebureau aankwamen roken wij nog steeds een enorme brandstoflucht om ons heen hangen en kregen wij het idee dat er op ons uniform ook brandstof terecht was gekomen. (..) Dit benzinestation bevindt zich ook nog eens midden in het Centrum van Den Haag waar meerdere omstanders ook net eens bijstonden ten tijde van de aanhouding. Hieruit kwam toch het besef dat het toch anders af had kunnen lopen. (..) Ik, verbalisant, hoorde [de verdachte] het volgende zeggen in de auto: "Ik wil dood en desnoods neem ik jullie daarin mee."

4. Het proces-verbaal van bevindingen, PL1500-2024092003-13, d.d. 25 maart 2024 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 18):

Op 25 maart 2024 nam ik omgevingsfoto's van het tankstation op de Laan in Den Haag.
Hierover verklaar ik het volgende:
- het tankstation bevindt zich onder een meerlaagse parkeergarage van Q-Park;
- het tankstation wordt - vooral in het weekend - dag en nacht bezocht. Ten tijde van het delict stond er ook een gemeentevoertuig dicht bij de plas diesel. Zou er brand zijn ontstaan dan zou het vuur opzeker het voertuig hebben beschadigd;
- het tankstation bevindt zich in het dichtbebouwde centrum van Den Haag.