ECLI:NL:RBDHA:2024:15120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
NL24.33628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Guinese nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de minister van Justitie en Veiligheid op 27 augustus 2024, maar werd op 2 september 2024 opgeheven wegens overdracht naar Duitsland. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser niet in zijn moedertaal, maar in het Engels is gehoord. Eiser stelde dat hij hierdoor niet volledig gebruik heeft kunnen maken van zijn recht om zijn zienswijze naar voren te brengen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zelf had gekozen om in het Engels te worden gehoord en dat er geen aanwijzingen waren dat hij hierdoor in zijn belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.I. van Meel, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.33628
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De minister heeft op 2 september 2024 de maatregel van bewaring opgeheven wegens overdracht naar Duitsland.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1990.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de
Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser heeft deze gronden niet bestreden. De rechtbank ziet ambtshalve evenmin aanleiding de gronden van de maatregel onvoldoende te achten.
5. Eiser heeft de aangevoerde beroepsgrond dat de maatregel niet is voorzien van een rechtsgeldige elektronische handtekening na inzage in het digitale dossier van verweerder ter zitting laten vallen.
6. Eiser heeft aangevoerd dat het gehoor niet heeft plaatsgevonden in zijn moedertaal Fula. Het gehoor, voorafgaande aan de oplegging van de maatregel heeft plaatsgevonden in het Engels, dat eiser niet voldoende machtig is, terwijl er nog voldoende gelegenheid was om de komst van de tolk af te wachten. Eiser verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, kenmerk NL24.20735. Eiser heeft geen volledig gebruik kunnen maken van zijn recht om alles naar voren te kunnen brengen. Dat is een ernstig gebrek, waardoor de maatregel van meet af aan onrechtmatig is.
7. De rechtbank stelt vast dat in het proces-verbaal van gehoor van 27 augustus 2024 onder meer het volgende is vermeld:

Betrokkene oogt bij aanvang van het gesprek erg onrustig. Hij vraagt in de Engelse taal wat hij hier doet en wat er gaat gebeuren met hem. Hierop deel ik hem in de Engelse taal mee dat we nog in afwachting zijn van de tolk in de Fula taal en dat ik hem daarna in zijn moedertaal zal horen en zijn vragen zal beantwoorden. Hierop geeft betrokkene aan niet te willen wachten op de tolk in de Fula taal en met mij in het Engels te willen spreken. Met betrokkene wordt afgesproken dat we in het Engels zullen spreken totdat de tolk arriveert. (…)
O: Direct na betrokkene’s laatste antwoord arriveert de tolk Aan de tolk wordt de gehele situatie uitgelegd en gevraagd of zij toch nog bij betrokkene kan navragen of hij alles heeft begrepen en of hij nog vragen heeft.
A: Ik heb het gehele gehoor in de Engelse taal goed begrepen. Mijn vragen zijn beantwoord en ik heb geen verdere vragen meer”.
8. De rechtbank leidt hieruit af dat de minister eiser heeft voorgesteld om met het gehoor te wachten op een tolk in de Fula-taal, maar dat eiser er de voorkeur aan gaf om in het Engels te worden gehoord. De rechtbank ziet in de inhoud van het gehoor ook geen aanleiding om aan te nemen dat eiser onvolledig of onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen, of dat hij mogelijk vragen niet goed heeft begrepen. Na afloop van het gehoor heeft eiser tegenover een tolk in de Fula-taal verklaard
dat hij het gehele gehoor in het Engels heeft begrepen, dan zijn vragen zijn beantwoord en dat hij verder geen vragen heeft. Daarbij stelt de rechtbank vast dat eiser het proces-verbaal van gehoor inhoudelijk niet heeft bestreden, of heeft gesteld dat punten onderbelicht zijn gebleven door de taalbarrière.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat eiser tijdens het gehoor, voorafgaande aan de oplegging van de maatregel, voldoende op de hoogte is gesteld van het mogelijk vervolg van de procedure na dit gehoor en voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat een vreemdeling in een gehoor, voorafgaande aan de (mogelijke) oplegging van een maatregel altijd moet worden gehoord met een beëdigde tolk in de moedertaal, zoals eiser stelt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 september 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.