ECLI:NL:RBDHA:2024:15119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/09/664318 / FA RK 24-2538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek moeder tot vaststellen zorgregeling en deskundigenonderzoek in het belang van minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot het vaststellen van een zorgregeling voor haar minderjarige kinderen. De moeder had eerder verzocht om een deskundigenonderzoek en een zorgregeling waarbij de kinderen stapsgewijs bij haar zouden verblijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat contact tussen de kinderen en de moeder op dit moment niet in het belang van de kinderen is, gezien de grote weerstand die de kinderen tegen contact met hun moeder hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen al meer dan 2,5 jaar geen contact met de moeder hebben gehad en dat zij zich onder druk gezet voelen door haar pogingen tot contact. De rechtbank heeft ook de eerdere beschikking van het hof in aanmerking genomen, waarin was overwogen dat het niet in het belang van de minderjarigen is dat de zorgregeling na een jaar herleeft. De rechtbank heeft de moeder in haar verzoek ontvangen, maar uiteindelijk afgewezen, omdat het gelasten van een deskundigenonderzoek en het vaststellen van een zorgregeling de kinderen onnodig zou belasten. De rechtbank heeft benadrukt dat de ouders hun onderlinge strijd moeten staken en dat het belangrijk is om de wensen van de kinderen te respecteren. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de beslissing aan de kinderen uitgelegd in een aparte brief.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2538
Zaaknummer: C/09/664318
Datum beschikking: 19 september 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 2 april 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.E. Leunissen te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 22 april 2024 van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 13 mei 2024, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • de brief van 31 juli 2024, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het verweerschrift;
- de brief van 13 augustus 2024, met bijlage, van de zijde van de moeder.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek. Ook hebben zij voorafgaand aan de zitting met de voorzitter een gesprek gevoerd. Bij dit gesprek waren de oudste en de jongste rechter op afstand via een online videoverbinding aanwezig.
Op 22 augustus 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Van de zijde van de moeder en van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft verzocht:
- primair: een deskundigenonderzoek te gelasten, meer specifiek een deskundigenonderzoek te gelasten waarbij een deskundige onderzoek gaat doen naar de in punt 3 van het verzoekschrift genoemde vragen;
- primair: een zorgregeling te bepalen, waarbij stapsgewijs wordt toegewerkt naar een regeling waarbij het ouderschapsplan herleeft en nagekomen gaat worden en de kinderen elke week woensdag na school tot vrijdag naar school en om de week vrijdag na school tot maandag naar school bij de moeder verblijven, alsook de helft van de vakanties en feestdagen;
- subsidiair en voorlopig: partijen te verwijzen naar het Omgangshuis, waarbij de moeder in de gelegenheid wordt gesteld contact te hebben met de kinderen, waarbij de tijdstippen, duur, aantal, frequentie en inhoud van de contacten worden bepaald door medewerkers van het Omgangshuis, na overleg met partijen, en te bepalen dat binnen vier weken nadat partijen aan de beurt zijn bij het Omgangshuis, een eerste contactmoment moet plaatsvinden en de vader te veroordelen tot betaling aan de moeder van een dwangsom van € 3.000,- voor iedere keer dat de vader in gebreke blijft mee te werken aan het uitvoeren van de omgangsbegeleiding als door het Omgangshuis bepaald, tot een maximum van € 30.000,-;
- primair en subsidiair: een informatieregeling vast te stellen, waarbij de vader wordt bevolen de moeder telkens op de eerste van de maand concreet en in detail te informeren over de aangelegenheden van gewichtige aard in het leven van de kinderen, waarbij eveneens wordt vastgesteld dat de moeder binnen twee dagen na de updatemail een mail met vragen voor aanvullende informatie mag sturen, waarop de vader dan weer binnen twee dagen concreet en in detail dient te antwoorden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat de vader zich hier niet aan houdt, een en ander zonder maximum vast te stellen;
- primair en subsidiair: te bepalen dat de vader de moeder voor elke lenende relevante omstandigheid c.q. gelegenheid dient de consulteren,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van 22 mei 2009 tot 24 april 2020.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2012 te ’ [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 1 april 2020 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan onderdeel uitmaakt van die beschikking.
  • In het ouderschapsplan zijn de ouders onder meer overeengekomen dat:
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hun hoofdverblijf bij de moeder hebben;
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wekelijks van maandag na school tot woensdag voor school bij de vader zijn en van woensdag na school tot vrijdag voor school bij de moeder. In de even weekenden zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van vrijdag na school tot maandagochtend naar school bij de moeder/de vader en de in oneven weekenden vica versa. Op deze wijze zijn de kinderen nooit langer dan vijf dagen bij één ouder, vinden de wisselmomenten primair op school plaats en is er een vaste indeling van de doordeweekse dagen.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 juli 2020 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vanaf die datum tot 10 juli 2021 onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 8 juli 2022 (C/09/629803 / JE RK 22-1067) verlengd tot 10 januari 2023 en voor het overige is het verzoek aangehouden.
  • [de minderjarige 2] verblijft vanaf 15 december 2021 feitelijk bij de vader.
  • [de minderjarige 1] verblijft vanaf 22 februari 2022 feitelijk bij de vader.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juli 2022 (C/09/630604, FA RK 22-3660) is – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 1 april 2020 en het daaraan aangehechte ouderschapsplan –:
  • bepaald dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voorlopig hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
  • bepaald dat contact(herstel) tussen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en de moeder zo spoedig mogelijk maar uiterlijk met ingang van één maand na de beschikking, voorlopig onder regie van de jeugdbeschermer plaatsvindt waarbij de jeugdbeschermer de wijze, de duur en frequentie van het contact bepaalt;
  • iedere verdere beslissing over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum;
  • bepaald dat deze nadere zitting zal plaatsvinden in de vorm van een gecombineerde behandeling met het aangehouden verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (C/09/629803 / JE RK 22-1067);
- het verzoek van de vader tot beëindiging/opschorting van zijn verplichtingen op grond van artikel 5 van ouderschapsplan afgewezen.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 6 januari 2023 (C/09/630604 / FA RK 22-3660) is:
  • bepaald dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader;
  • vastgesteld dat er geen zorgregeling geldt tussen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en de moeder;
  • bepaald dat de vader iedere eerste dag van de kalendermaand schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , steeds uiterlijk om 12.00 uur, en daarbij zal voegen een goed gelijkende recente kleurenfoto van elk van de kinderen, en, drie keer per jaar tevens een kopie van hun laatste schoolrapport;
  • bepaald dat de vader de moeder bovendien zal raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over te nemen belangrijke beslissingen die betrekking hebben op het vermogen van de minderjarigen en in het bijzonder over de school, sport en verblijfplaats van de kinderen.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 6 januari 2023 (C/09/629803 / JE RK 22-1067) is het resterende deel van het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen en zijn de in de beschikking opgesomde verzoeken van de moeder onder a, b, c en d afgewezen.
  • Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag (hierna te noemen: het hof) van 28 juni 2023 is – voor zover nu van belang – de beschikking van de rechtbank Den Haag van 6 januari 2023 (C/09/630604 / FA RK 22-3660), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigd, in die zin dat het hof de zorgreling heeft gewijzigd en de omgang aan de moeder heeft ontzegd en het meer of anders verzochte afgewezen.

Beoordeling

Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Het hof heeft in genoemde beschikking van 28 juni 2023 overwogen dat het hof het niet in het belang van de minderjarigen acht dat de zorgregeling na ommekomst van een jaar herleeft. Het hof heeft wel benadrukt dat de moeder bij een wijziging van omstandigheden of in ieder geval na ommekomst van een jaar zich opnieuw tot de rechtbank kan wenden met een verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling.
De vader heeft zich op het standpunt gesteld dat de moeder niet ontvangen kan worden in haar verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling nu de moeder het verzoek heeft ingediend binnen een jaar na de beschikking van het hof en niet gebleken is dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden.
De rechtbank zal de moeder wel ontvangen in haar verzoek en overweegt daartoe als volgt. Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat als zij niet ontvangen zal worden in haar verzoek zij opnieuw een verzoek zal indienen. Weliswaar was er ten tijde van de indiening van het verzoek nog geen jaar verstreken, maar inmiddels wel. De rechtbank acht het niet in het belang van de kinderen om de moeder nu niet te ontvangen in haar verzoek, aangezien dat ertoe zou leiden dat de kinderen – gelet op de aankondiging van de moeder – op korte termijn opnieuw met een rechterlijke procedure geconfronteerd zouden worden. De rechtbank zal het verzoek van de moeder daarom inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
De zorgregeling
De moeder heeft een uitvoerig verzoekschrift ingediend en de vader heeft op zijn beurt een uitvoerig verweerschrift ingediend. In de kern komt het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift op het volgende neer.
De moeder wil dat het contact tussen haar en de kinderen zo spoedig mogelijk wordt hersteld. Zij heeft inmiddels al meer dan 2,5 jaar geen contact met de kinderen. De moeder meent dat er duidelijkheid dient te komen over de vraag hoe het contact weer hersteld kan worden tussen haar en de kinderen, waarbij zij van mening is dat goed onderzoek naar de onderlinge problematiek noodzakelijk is om die vraag te kunnen beantwoorden. Volgens de moeder dienen bestendige oplossingen zich pas aan als deze problematiek goed in kaart is gebracht. Een deskundige benoemen is wat de moeder betreft dan ook de eerste stap. Daarmee kan monitoring, opvolging en uitvoering worden ingevuld. Tevens zal volgens de moeder zo snel mogelijk gewerkt moeten worden aan het opbouwen van het contact tussen de moeder en de kinderen, waarbij het Omgangshuis de begeleiding en de opbouw daarvan op zich dient te nemen, nu het de ouders klaarblijkelijk niet gaat lukken om dit samen te realiseren. Het opstarten van deze contactmomenten zal ook informatie leveren over de aard van de problematiek en de richting waarin de oplossing voor bestendig contactherstel gezocht moet worden. Het contactverlies tussen de moeder en de kinderen mag hoe dan ook niet langer voortduren, aldus de moeder.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De vader wil dat de wens van de kinderen om geen contact met de moeder te hebben gerespecteerd wordt, zodat de kinderen rust krijgen en weer kind kunnen zijn.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting uitvoerig met de kinderen gesproken. In het gesprek met de kinderen is naar voren gekomen dat zij op dit moment op geen enkele manier contact willen met de moeder, ook niet begeleid en ook niet door middel van een uitwisseling van brieven of kaarten. De kinderen hebben aangegeven dat zij last hebben van de Whatsappberichten van de moeder en de momenten dat zij ongevraagd verschijnt bij activiteiten van hun school of sportclubs en dat zij zich daardoor onder druk gezet voelen. Ook hebben de kinderen aangegeven dat zij rust willen. [de minderjarige 1] heeft verder aangegeven dat zij niet uitsluit dat zij - na een periode van rust - op een moment in de toekomst misschien wel contact zou willen leggen met de moeder. Een voorstelling kon zij zich daarbij echter nog niet maken en ook kon zij nog niet aangeven op welke termijn dit zou zijn. [de minderjarige 2] heeft zich niet uitgelaten over contactherstel met de moeder.
De rechtbank komt op basis van het gesprek met de kinderen, de stukken en hetgeen besproken is op de zitting tot het oordeel dat contact tussen de kinderen en de moeder op dit moment niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank kan zich voorstellen dat de moeder niet gelooft dat de mening van de kinderen authentiek is en dat de moeder ervan uitgaat dat de mening van de kinderen is ingegeven door de vader. De rechtbank heeft in het gesprek met de kinderen echter geconstateerd dat zij hele grote weerstand hebben tegen contact met de moeder. Ter zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat deze weerstand is ingegeven door de vader. En zelfs als dit wel het geval zou zijn, dan is een niet te ontkennen feit dat de kinderen leven in een werkelijkheid waarin zij hele sterke weerstand ervaren tegen contact met de moeder.
De rechtbank merkt bij het voorgaande op dat hoewel een contactbreuk met één van de ouders in algemene zin niet in het belang van een kind is, geldt dat gedwongen contactherstel – wanneer daar bij een kind zo’n sterke weerstand tegen bestaat – zeker niet in het belang van dat kind is en een nog groter risico voor het welzijn van het kind vormt. Immers, in dat geval zou het kind iets moeten doen wat het echt niet wil en wordt de uitdrukkelijke wens van het kind niet gerespecteerd. Van die situatie is bij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] sprake. Of de weerstand dan komt uit de kinderen zelf of is ingegeven door de vader, dan wel is voortgevloeid uit de conflictueuze verhouding tussen de ouders, kan daarom in het midden gelaten worden.
Het oordeel dat contact tussen de kinderen en de moeder niet in het belang van de kinderen is, leidt de rechtbank ook tot het oordeel dat het niet in belang van de kinderen is om het door de moeder verzochte deskundigenonderzoek te gelasten. Een dergelijk onderzoek zal niet alleen inhouden dat er gesprekken zullen moeten plaatsvinden tussen de deskundige en de kinderen, maar ook tussen de moeder en de kinderen. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige druk zal leggen op de kinderen, hetgeen de rechtbank niet in hun belang vindt. Hierbij is voor de rechtbank doorslaggevend de grote weerstand van de kinderen tegen contact met de moeder in welke vorm dan ook. Een dergelijk onderzoek onder de gegeven omstandigheden zal er alleen maar toe leiden dat de kinderen hun wensen nog sterker zullen herhalen, met als gevolg dat hun weerstand – en daarmee de verwijdering tot hun moeder – nog dieper ingesleten raakt.
De rechtbank neemt bij haar oordeel dat herstel van het contact tussen de kinderen en de moeder alsmede het gelasten van een deskundigenonderzoek op dit moment niet in het belang van de kinderen is, ook de navolgende overweging van het hof in de beschikking van 28 juni 2023 in aanmerking:
“Zoals ook uit de beschikking van dit hof van 14 juni 2023 met zaaknummer 200.322.780/01 blijkt, is er heel veel geprobeerd om de onderlinge relatie van de ouders te verbeteren en om tot duurzaam contact tussen de minderjarigen en de moeder te komen. De hulpverlening heeft aangegeven, ook op zitting bij monde van de gecertificeerde instelling, dat zij niet weten welk instrument nog kan worden ingezet dat niet de medewerking en daadwerkelijke inzet van ouders vraagt. Omdat de ouders niet of onvoldoende meewerken, wachten zij het oordeel van het hof af voordat verdere stappen worden ondernomen. Het hof is met de gecertificeerde instelling van mening dat zolang ouders de strijd niet staken, hulpverlening of interventie gericht op contactherstel geen zin heeft. Ook de inzet van hulpverlening gericht op ouderverstoting zal niet baten zolang ouders niet werken aan de verbetering van de onderlinge relatie. Ouders hebben ook bij de zitting op het hof aangegeven dat zij daaraan niet willen werken. De moeder vindt dat leidend moet zijn dat kinderen gebaat zijn bij contact met beide ouders en zij wil de omgang opgelegd zien en zekerheid over naleving ervan. Recht daar tegenover staat de vader, die zich zorgen maakt over de gevolgen van dwang die wordt uitgeoefend op de minderjarigen om omgang te hebben met beide ouders. De vader stelt dat hij zich geheel inzet voor de veiligheid van de minderjarigen en dat zij niet extra onder druk gezet mogen worden om omgang toch mogelijk te maken. Met de gecertificeerde instelling is het hof van oordeel dat voor interventie en zeker voor interventie in een gedwongen kader, noodzakelijk is dat de kern en de oorzaak van het probleem, het contactverlies tussen de moeder en de minderjarigen, duidelijk wordt. Alleen als de onderlinge problematiek duidelijk is en de ouders daaraan ook willen werken, kan uitgezocht worden welke instrumenten er voor de hulpverlening eventueel kunnen worden ingezet om tot contactherstel te komen. Het is de verantwoordelijkheid van de vader en de moeder om weer contact tussen de moeder en de minderjarigen mogelijk te maken. Eerst dan kan met de minderjarigen - die nu geen contact met hun moeder willen dat verder gaat dan het af en toe sturen van een berichtje of een cadeautje - samen worden gezocht naar de mogelijkheid om te bezien wat zij werkelijk willen zonder dat zij de verantwoordelijkheid krijgen om te mogen of te moeten kiezen. Het dwingen van de kinderen tot contact met hun moeder acht het hof onder de huidige omstandigheden in strijd met het belang van de minderjarigen.”
De rechtbank constateert dat er na de beschikking van het hof niets is veranderd. De ouders blijven volharden in hun onderlinge strijd. De rechtbank verwacht dat het gelasten van een deskundigenonderzoek en het vaststellen van een zorgregeling op dit moment om die reden een averechts effect zal hebben op de kinderen. De rechtbank geeft de ouders in overweging bij zichzelf te rade te gaan en te bezien of er ook andere mogelijkheden bestaan om de kinderen recht te doen. Niet alleen de kinderen, maar ook de ouders zullen er wel bij varen als zij de kinderen als uitgangspunt nemen en hen een werkelijkheid bieden waarin zij zich kunnen leren verhouden tot beide ouders, ook als de ouders niet beiden aanwezig zijn in hun leven. Het feit dat de moeder blijft volharden in haar wens tot contactherstel en daarbij gerechtelijke procedures niet schuwt, maakt dat de kinderen verharden in hun weerstand tegen haar. Die weerstand kan alleen afnemen als de moeder de kinderen de boodschap geeft dat zij hun wens respecteert en zij ook handelt naar die boodschap. Pas als de weerstand afneemt, kunnen de kinderen zich ook leren verhouden tot hun moeder, zelfs als zij mogelijk niet fysiek in hun leven is. De vader heeft hierin vervolgens ook een rol.
De rechtbank zal niet ambtshalve een bijzondere curator benoemen, zoals de vader nog heeft voorgesteld. De rechtbank vindt het niet in het belang van de kinderen om, gelet op hun duidelijk verwoorde mening, hen nog verder te belasten. Daar komt bij dat de rechtbank, net als de Raad, niet verwacht dat de kinderen bij de bijzondere curator anders zullen aangeven dan dat zij in het uitgebreide gesprek met de rechtbank hebben gedaan.
Op grond van het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding de primaire en subsidiaire verzoeken van de moeder die zien op het deskundigenonderzoek en de zorgregeling, waaronder ook de verwijzing naar het Omgangshuis, af te wijzen.
De informatie- en consultatieregeling
Momenteel geldt de volgende informatie- en consultatieregeling volgens de beschikking van deze rechtbank van 6 januari 2023. Deze houdt in dat de vader de moeder iedere eerste dag van de kalendermaand schriftelijk informatie dient te verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , steeds uiterlijk om 12.00 uur, en daarbij een goed gelijkende recente kleurenfoto van elk van de kinderen dient te voegen, en tevens drie keer per jaar een kopie van hun laatste schoolrapport. Daarnaast dient de vader de moeder te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over te nemen belangrijke beslissingen die betrekking hebben op het vermogen van de kinderen en in het bijzonder over de school, sport en verblijfplaats van de kinderen.
De moeder heeft nu verzocht een informatieregeling vast te stellen, waarbij de vader wordt bevolen de moeder telkens op de eerste van de maand concreet en in detail te informeren over de aangelegenheden van gewichtige aard in het leven van de kinderen, waarbij eveneens wordt vastgesteld dat de moeder binnen twee dagen na de updatemail een mail met vragen voor aanvullende informatie mag sturen, waarop de vader dan weer binnen twee dagen concreet en in detail dient te antwoorden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat de vader hier zich niet aan houdt, een en ander zonder maximum vast te stellen. Daarnaast heeft de moeder verzocht te bepalen dat de vader de moeder voor elke lenende relevante omstandigheid c.q. gelegenheid dient de consulteren.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om de informatie- en consultatie regeling vast te stellen zoals door haar verzocht afwijzen. Uit de door de vader overgelegde e-mails blijkt dat de vader de moeder overeenkomstig de beschikking van de rechtbank van 6 januari 2023 zeer uitgebreid informeert. Ook is niet gebleken dat de vader de vastgestelde consultatieregeling niet nakomt. De rechtbank is met de vader van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd op grond waarvan er nu een daarvan afwijkende informatie- en consultatieregeling moet worden vastgesteld.
Brief aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]
Tot slot hecht de rechtbank er nog aan de ouders te laten weten dat zij vandaag in een aparte brief ook aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zelf als volgt heeft uitgelegd wat de uitkomst van de procedure is. Deze brief wordt gelijktijdig met de beschikking verzonden.
Beste [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ,
Op 22 augustus zijn jullie bij ons op de rechtbank geweest. Jullie hebben uitgebreid verteld over jullie leven, over wat jullie wel willen en wat jullie niet willen. Het is ons opgevallen dat jullie heel goed in staat zijn om onder woorden te brengen wat er in jullie omgaat.
Het zou niet nodig moeten zijn dat er de hele tijd rechters aan te pas moeten komen als ouders uit elkaar zijn gegaan. Jullie leven helaas al een paar jaar wel in die wereld. Jullie zijn niet de enigen. Veel kinderen zitten in een situatie zoals die van jullie is. Dat is erg verdrietig en ook heel moeilijk. Daar zijn wij ons zeer van bewust. Jullie hebben al met veel mensen gepraat in de afgelopen jaren. Dat vinden wij vervelend voor jullie. Toch zijn wij blij dat jullie ook weer met ons wilden praten. Wij vinden het belangrijk om jullie wens voorop te zetten. Jullie hebben ons verteld dat jullie het fijn hebben bij jullie vader en dat jullie echt geen contact willen met jullie moeder. Er is te veel gebeurd. Jullie krijgen daarom een onveilig gevoel bij het idee dat jullie naar haar toe zouden moeten.
De hogere rechters van het hof hebben al eerder aan jullie ouders geschreven dat deze situatie eigenlijk alleen maar anders zou kunnen worden als het jullie ouders lukt om op een normale(re) manier met elkaar te praten. Als dat niet gaat, wordt het heel moeilijk voor kinderen van gescheiden ouders om met hun beide ouders contact te houden. Dat zou namelijk betekenen dat kinderen iets moeten oplossen wat hun ouders moeten doen.
Daarmee bedoelen wij dit: een gescheiden gezin is iets heel anders dan een gezin. Als ouders uit elkaar gaan, moeten zij er eigenlijk samen voor zorgen dat het gezin als een aardig gescheiden gezin verder kan. Het is al erg genoeg als ouders gaan scheiden. Daarom is het zo belangrijk om met elkaar afspraken te kunnen maken waarbij het prettig en veilig voelt voor de kinderen. Als het ouders niet meer lukt om met elkaar te praten, hoe kan dan van kinderen verwacht worden dat zij nog wel met iedereen kunnen praten?
Net als jullie weten wij ook dat het veel ouders heel vaak niet lukt om goed met elkaar te praten na een scheiding. Dat is ook begrijpelijk, want ze zijn niet voor niets gaan scheiden. In die situaties is het ontzettend belangrijk dat naar de kinderen wordt geluisterd. Anders wordt alles nog erger en moeilijker. Daar weten jullie helaas alles van.
Het is jullie ouders niet gelukt om jullie een nieuwe werkelijkheid mee te geven waarin voor hen allebei plek is. Jullie hebben er eigen ideeën bij hoe dat komt. Jullie willen nu geen contact meer met jullie moeder. Hoe dan ook is dat een heel verdrietige situatie, omdat jullie maar één vader en ook maar één moeder hebben. De wereld voelt op dit moment voor jullie soms best bedreigend, omdat jullie moeder van alles wil wat jullie niet willen. Het is te begrijpen dat zij jullie mist, maar op deze manier wordt het niet beter maar juist erger. [de minderjarige 1] , jij gaf heel duidelijk aan dat jullie eerst met rust gelaten moeten worden en dat alleen dan misschien ooit ruimte bestaat om weer in contact te komen met haar.
Wij hebben besloten dat jullie wens gerespecteerd moet worden. Daarom wijzen wij de verzoeken van jullie moeder af. Dat betekent dat jullie geen contact met haar aan hoeven te gaan en er ook geen onderzoek hoeft uitgevoerd te worden naar contactherstel. Wij nemen deze beslissing omdat jullie heel goed aan ons hebben kunnen vertellen wat jullie willen.
Wij vinden het belangrijk om jullie nog te vertellen dat jullie moeder en jullie vader allebei heel veel van jullie houden. Jullie hoeven nooit vrees te voelen om contact op te nemen met jullie moeder als jullie daaraan toe zijn, ook niet als dat op een veel later moment is. Jullie mogen dan van jullie vader verwachten dat hij jullie daarin steunt en daarbij helpt. Van jullie moeder mogen jullie dan verwachten dat zij zich in jullie verplaatst en ruimte maakt voor jullie belevingswereld.
Tot slot hebben wij gezien dat jullie het samen als zus en broer heel goed hebben. Het is fijn dat jullie zoveel steun aan elkaar hebben. Wij hopen dat dat zo blijft, ook als jullie op een dag misschien niet meer hetzelfde denken over de situatie. Als mensen van elkaar houden, mogen ze ook van mening verschillen. Wij geloven erin dat jullie er ook dan voor elkaar zullen zijn.
Wij hopen dat wij jullie met deze beslissing en deze brief een klein beetje helpen.
Met hartelijke groeten,
de kinderrechters

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.L. Strop, L.L. Benink en S.J. Huizenga, kinderrechters, in tegenwoordigheid van P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2024.