In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van 2 februari 2024. In die uitspraak werd de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen vier weken te beslissen op de aanvraag van eiser, tenzij nader onderzoek nodig was. Eiser stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat is toegewezen omdat hij aan de voorwaarden voldoet. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank legt de minister op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman, en is openbaar gemaakt op 3 september 2024.