ECLI:NL:RBDHA:2024:15111
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Iraakse vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres stelt dat zij gegronde vrees heeft voor indirect refoulement naar Duitsland, waar haar eerdere asielverzoek is afgewezen en zij een terugkeerbesluit heeft gekregen. Eiseres, die tot de religieuze minderheidsgroep van de Jezidi's behoort, vreest voor ernstige schendingen van haar mensenrechten bij terugkeer naar Noord-Irak.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten van de EU hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiseres heeft echter niet voldoende onderbouwd dat het Duitse asiel- en opvangsysteem tekortkomingen vertoont die haar rechten in gevaar brengen. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de overdracht aan Duitsland niet leidt tot een onevenredige hardheid voor eiseres. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er zijn mogelijkheden voor eiseres om in verzet te gaan tegen de uitspraak op het beroep, maar niet tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening.