ECLI:NL:RBDHA:2024:15080
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met medische redenen
In de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M.K. Ruijzendaal, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 september 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, welke door de minister op 8 juli 2022 was afgewezen. Na bezwaar tegen deze afwijzing, heeft de minister het bezwaar op 6 maart 2024 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 9 juli 2024, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Tijdens de zitting was ook een tolk en een verpleegkundige aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak met nummer NL24.10517, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 september 2024 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.