ECLI:NL:RBDHA:2024:1506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
09.180867.23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en verkeersdelicten met tbs-maatregel

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 juli 2023 zijn vrouw in het Reinier de Graaf ziekenhuis meermalen heeft gestoken met een schaar. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Na de steekpartij is hij, onder invloed van cocaïne, in zijn auto weggereden en heeft hij meerdere verkeersdelicten gepleegd, waaronder aanrijdingen met andere voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, alsook tot de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de psychische toestand van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft een ernstige stoornis in cocaïnegebruik en een narcistische persoonlijkheidsstoornis, wat heeft geleid tot de conclusie dat hij een gevaar vormt voor de maatschappij. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging had geëist, gedeeltelijk gevolgd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/180867-23
Datum uitspraak: 14 februari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 3 november 2023 (pro forma) en 31 januari 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.C. Jonge Vos naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 november 2023 - ten laste gelegd dat:
1
hij op 19 juli 2023 te Delft, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, tientallen keren, althans een of meerdere ke(e)ren te steken met een schaar althans
een scherp en/of puntig voorwerp in de nek en/of oor en/of schouder en/of hand, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 19 juli 2023 te Delft, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse steekwonden en/of paralyse ramus temporalis links
heeft toegebracht door haar tientallen keren, althans een of meerdere ke(e)ren te steken met een schaar althans een scherp en/of puntig voorwerp in de nek en/of oor en/of schouder en/of hand, althans het lichaam;
2
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Delft en/of Rijswijk, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig (te weten: een auto van het merk Volkswagen type Sprinter met kenteken [kentekenplaat] ), daarmee rijdende op de weg(en),
- Prinses Beatrixlaan en/of
- Admiraal Helfrichsingel en/of
- Sir Winston Churchilllaan en/of
- Boogaardplein
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door als bestuurder van een auto
- andere bestuurders af te snijden en/of een of meerdere malen gevaarlijk in te halen en/of
- zeer dicht achter (een) ander(e) voertuig(en) te rijden en/of
- door rood licht te rijden en/of
- slingerend over de rijbaan te rijden en/of (vervolgens) van de rijbaan af te wijken en/of over de (midden)berm en/of het trottoir en/of het fietspad te rijden en/of
- ( met hoge snelheid) op stilstaande auto’s in te rijden en/of 7 althans een of meerdere aanrijdingen te veroorzaken en/of
- tegen een of meerdere voertuig(en) aan te rijden en/of (vervolgens) tegen dit/deze
voertuig(en) aan te blijven duwen en/of
- door te rijden over een kruising en/of
- het verkeer met een hogere snelheid voorbij te rijden, althans de vastgestelde
maximumsnelheid van 50 km/h te overschrijden,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Delft en/of Rijswijk, althans in Nederland een voertuig, te weten een auto van het merk Volkswagen type Sprinter met kenteken [kentekenplaat] . heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere
aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 200 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij op 19 juli 2023 in het Reinier de Graaf ziekenhuis zijn vrouw meermalen heeft gestoken met een schaar in haar nek, oor, schouder en hand. Daarnaast wordt de verdachte ervan verdacht dat hij na de steekpartij onder invloed van cocaïne in zijn auto is weggereden en onderweg meerdere aanrijdingen heeft veroorzaakt en andere verkeersgedragingen heeft verricht waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met uitzondering van de voorbedachte raad in feit 1.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte tevens vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde voorbedachte raad bepleit. Voor het overige heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.4.
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de ten laste gelegde voorbedachte raad in feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.5.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen [1] :
Ten aanzien van feit 1:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 januari 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 20 juli 2023 (p. 49 t/m 54);
3. Een geschrift, te weten een letselbeschrijving ten aanzien van [slachtoffer] , opgemaakt door forensisch arts [naam] op 1 november 2023 (p. 450 t/m 452).
Ten aanzien van feit 2:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 januari 2024;
2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor [aangever 1] , opgemaakt op 19 juli 2023 (p. 132 t/m 137);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , opgemaakt op 19 juli 2023 (p. 153 en 154);
4. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , opgemaakt op 19 juli 2023 (p. 162 en 163);
5. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , opgemaakt op 19 juli 2023 (p. 176 en 177);
6. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , opgemaakt op 19 juli 2023 (p. 185 en 186);
7. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] , opgemaakt op 20 augustus 2023 (p. 423 en 424);
8. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , opgemaakt op 21 juli 2023 (p. 151 en 152);
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 juli 2023 (p. 108 t/m 115).
Ten aanzien van feit 3:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31
januari 2024;
2. Het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 19 juli 2023 (p. 201 t/m 203);
3. Een geschrift, te weten een rapport alcohol en drugs bij geweldplegers, opgemaakt door Eurofins Forensics op 10 augustus 2023 (p.323 t/m 325).
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 19 juli 2023 te Delft, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere keren
heeft gestokenmet een schaar in de nek en oor en schouder en hand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 19 juli 2023 te Delft en Rijswijk, als bestuurder van een auto met kenteken [kentekenplaat] , daarmee rijdende op de wegen,
- Prinses Beatrixlaan en
- Admiraal Helfrichsingel en
- Sir Winston Churchilllaan en
- Boogaardplein
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door als bestuurder van een auto
- andere bestuurders af te snijden en meerdere malen gevaarlijk in te halen en
- zeer dicht achter andere voertuigen te rijden en
- door rood licht te rijden en
- slingerend over de rijbaan te rijden en (vervolgens) van de rijbaan af te wijken en over de (midden)berm en het trottoir en het fietspad te rijden en
- ( met hoge snelheid) op stilstaande auto’s in te rijden en 7 aanrijdingen te veroorzaken en
- tegen voertuigen aan te blijven duwen en
- het verkeer met een hogere snelheid voorbij te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3.
hij op 19 juli 2023 te Delft en Rijswijk een auto met kenteken [kentekenplaat] , heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 200 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van een straf en een maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen, deels voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft subsidiair verzocht om tbs met voorwaarden op te leggen. De raadsman heeft verzocht om geen tbs met dwangverpleging op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een ziekenhuis schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn vrouw. Terwijl de verdachte onder invloed was van cocaïne heeft hij zijn vrouw meermalen met een schaar gestoken in haar nek, oor, schouder en hand. Dat deed hij naar eigen zeggen, omdat hij zich ‘aangevallen’ voelde door zijn vrouw, die wilde dat hij zou vertrekken en daartoe een verpleegster had gebeld. Hiermee heeft de verdachte zonder enige invoelbare reden een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vrouw. De verdachte en zijn vrouw mogen van geluk spreken dat zijn handelen niet nog veel ernstigere gevolgen heeft gehad. Daar komt bij dat de steekpartij nota bene heeft plaatsgevonden in de kamer waar zijn zoontje lag te slapen (op de kinderafdeling). Meerdere kinderverpleegkundigen en een kinderarts zijn getuigen geweest van de steekpartij en hebben volgens hun verklaringen doodsangsten uitgestaan. De verdachte is vervolgens uit het ziekenhuis gevlucht en is onder invloed van cocaïne weggereden in zijn auto. Tijdens de rit heeft de verdachte vele ernstige verkeersovertredingen begaan en meerdere aanrijdingen veroorzaakt. Hij heeft door zijn rijgedrag de andere weggebruikers in (levens)gevaar gebracht en een spoor van vernieling achtergelaten. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 januari 2024. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia Rapportages van psycholoog A.I. Wortel van 13 december 2023 en psychiater F. Verstraeten van 12 december 2023.
De psycholoog heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een ernstige stoornis in cocaïnegebruik en een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ook de psychiater heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en dat daardoor (recidiverend) sprake is geweest van een psychose. Daarnaast zijn er narcistische kenmerken in de persoonlijkheid van de verdachte aanwezig die zeer bepalend zijn in de problematiek. De psychiater vermoedt een narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Beide deskundigen zijn van oordeel dat deze stoornissen ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig waren en dat feit 1 de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Feiten 2 en 3 kunnen hem licht verminderd worden toegerekend. De deskundigen achten de kans op recidive van geweld hoog. Zij hebben geadviseerd om aan de verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. Een klinische behandeling met een hoge zorgintensiteit is geïndiceerd. De deskundigen hebben zowel in hun rapportage, als ter terechtzitting, toegelicht waarom een tbs met voorwaarden niet haalbaar wordt geacht. De problematiek van de verdachte kan als een vorm van dubbeldiagnose worden gezien, waarbij zowel sprake is van ernstige persoonlijkheidspathologie als een ernstige stoornis in het gebruik van middelen. Dit maakt het een lastig te behandelen geheel. De verdachte moet intensieve psychotherapie ondergaan. De behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek staat voorop. Verwacht wordt dat dat zeer moeizaam zal gaan, lang zal duren en dat de verdachte zich zal gaan verzetten. De zeer beperkte intrinsieke motivatie van de verdachte voor behandeling, voornamelijk veroorzaakt door het grotendeels afwezige ziektebesef en -inzicht, maakt dat een tbs met voorwaarden niet haalbaar is.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 16 januari 2024. De reclassering schat het risico op recidive eveneens in als hoog. Zij adviseert om geen voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij geen mogelijkheden ziet om daarmee de risico’s te beperken. Daarnaast acht de reclassering een tbs met voorwaarden niet haalbaar. Voor tbs met voorwaarden is het namelijk van belang dat de verdachte zich committeert aan algemene en bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft echter geen hulpvraag, hij heeft geen probleeminzicht en hij ziet geen meerwaarde in een klinische behandeling. De reclassering adviseert daarom om tbs met dwangverpleging op te leggen, omdat zonder een stevig forensisch kader geen gedragsbeïnvloeding zal plaatsvinden.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft kennisgenomen van uitspraken in soortgelijke zaken. In het nadeel van de verdachte werken de hierboven genoemde omstandigheden waaronder de verdachte feit 1 heeft gepleegd en de bewezenverklaring van feiten 2 en 3. Anderzijds werkt de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte strafmatigend. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Oplegging van de maatregel
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages is gebleken dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege van de verdachte eist. Een tbs-maatregel met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende kader om de noodzakelijke behandeling bij de verdachte te waarborgen en de maatschappij te beschermen. De deskundigen hebben uitgebreid toegelicht dat een tbs met voorwaarden niet haalbaar wordt geacht. Deze toelichting is goed onderbouwd en de rechtbank zal de conclusies uit de rapportages dan ook volgen.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege is voldaan. Het bewezen verklaarde feit 1 is immers een misdrijf zoals genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Ook bestond tijdens het begaan van het feit bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts ligt er in deze strafzaak een met redenen omkleed advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
De rechtbank overweegt ten slotte uitdrukkelijk dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag. De totale duur van de op te leggen maatregel kan daarom, gelet op artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, een periode van vier jaren te boven gaan.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op artikelen:
  • 37a, 37b, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 5a, 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3: overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en voor feit 1:
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte en beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Ketelaars, voorzitter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
mr. S.M. Krans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland - Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 479).