ECLI:NL:RBDHA:2024:15053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
22/5170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom in Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 25 januari 2022 een omgevingsvergunning voor het kappen van een zomereik op het perceel van eiser heeft geweigerd. Eiser stelt dat de boom een risico vormt voor de aanwezige bebouwing door wateropname en zettingen. Het bestreden besluit van 21 juli 2022 verklaart het bezwaar van eiser ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door twee personen en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de beslissing om een omgevingsvergunning te verlenen of te weigeren een discretionaire bevoegdheid van verweerder is. Dit houdt in dat verweerder de vergunning kan weigeren, maar niet verplicht is om dat te doen. De rechtbank toetst of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De groenbeheerder van de gemeente heeft in zijn advies aangegeven dat de boom van belang is voor de natuur- en milieuwaarden en dat er geen actueel risico voor de bebouwing is aangetoond. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de genomen maatregelen om de waterhuishouding te verbeteren niet effectief zijn.

De rechtbank concludeert dat het belang van het behoud van de boom zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het kappen van de boom. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5170

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Kremers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser. Dit beroep gaat over het besluit van 25 januari 2022 (het primaire besluit) tot weigering van een omgevingsvergunning voor het kappen van een zomereik (de boom) op het perceel van eiser aan de [adres] (het perceel).
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Partijen hebben nog nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam 1] en namens verweerder zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 2] en [naam 3].

Beoordeling door de rechtbank

Beroepsgronden eiser
2. Eiser heeft op 12 oktober 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van de boom, omdat de boom volgens eiser zoveel water opneemt dat de grondwaterstand verlaagt. Daardoor klinkt de (veen)grond in. Dat vormt volgens eiser een risico voor de aanwezige bebouwing. Eiser voert verder aan dat ter plaatse al jaren problemen zijn met de waterhuishouding. Verweerder laat na om hiervoor een oplossing te vinden. In opdracht van eiser heeft De Boomingenieur op 9 december 2021 ter plaatse een onderzoek uitgevoerd, waarbij is gekeken naar de bodemopbouw en de grondwaterstanden. Hieruit is gebleken dat de boom op het perceel lokaal voor verzakkingen zorgt. Eiser stelt zich op het standpunt dat in het bestreden besluit ten onrechte is gesteld dat niet is aangetoond dat er een actueel risico is voor de aanwezige bebouwing. Door de wateropname van de wortels van de boom en een fout in de waterkerende constructie van de gemeente ontstaan er zettingen. Bij niet onderheide woningen zijn ongelijkmatige zettingen funest voor de fundering. Begin september 2022 is er een scheur ontstaan in de keerwand naast de woning. Bij nieuwe zettingen zullen er ook scheuren ontstaan in de woning en schuur van eiser.
Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de vergunningaanvraag van eiser vóór die datum is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Relevante wet- en regelgeving
4. Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo geldt dat, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteit bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
4.1.
Op grond van artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
4.2.
Op grond van artikel 2:87, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) is het verboden een houtopstand zonder vergunning of, indien de houtopstand is vermeld op de lijst van monumentale bomen zonder ontheffing, van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.
4.3.
Op grond van artikel 2:88 van de APV kan verweerder de omgevingsvergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
- natuur-, educatieve- en milieuwaarden;
- belevings- en gebruikswaarden.
Toetsingskader
5. De beslissing om wel of niet een omgevingsvergunning voor het kappen te verlenen is een zogenoemde discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dat betekent dat verweerder, als zich een van de in artikel 2:88 van de APV genoemde waarden voordoet, de vergunning kan weigeren, maar dat hij daartoe niet verplicht is. Verweerder zal daarbij een belangenafweging moeten maken. Voor de bestuursrechter geldt dat hij verweerders beslissing terughoudend moet toetsen. Deze toetsing is beperkt tot de vraag of verweerder bij afweging van de belangen in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren.
Het oordeel van de rechtbank
6. Niet in geschil is dat voor het kappen van de boom een omgevingsvergunning is vereist. Evenmin is in geschil dat de gevraagde vergunning kan worden geweigerd op een of meer gronden vermeld in artikel 2:88 van de APV. In geschil is of verweerder na afweging van de belangen in redelijkheid kon besluiten tot het weigeren van de omgevingsvergunning voor de kap van de boom.
6.1.
Verweerder heeft aan het primaire besluit een advies van de groenbeheerder van de gemeente Den Haag van 24 januari 2022 ten grondslag gelegd. De groenbeheerder constateert dat de toekomstverwachting van de boom (een zomereik van ongeveer 62 jaar) goed is. De natuur-, educatieve en milieuwaarden van de boom zijn enigszins van belang. De belevings- en gebruikswaarden van de boom zijn van groot belang, omdat de boom zichtbaar is vanaf de openbare straat en gezien zijn omvang ook karakteristiek is voor de wijk. Volgens verweerder is het watertekort ter plaatse oplosbaar. Het oppervlaktewater in de directe omgeving kan worden benut om in droge tijden het grondwaterpeil nabij de boom voldoende hoog te houden. In het primaire besluit is vermeld dat de afdeling Stedelijk beheer Riolering, Wegen en Bodem van de gemeente voornemens is maatregelen te treffen om de waterhuishouding op het terrein te verbeteren.
6.2.
In het bestreden besluit stelt verweerder zich, in navolging van de Adviescommissie bezwaarschriften, op het standpunt dat het belang bij behoud van de boom zwaarder weegt dan het belang van eiser om deze te kappen. Daarbij betrekt verweerder de door de groenbeheerder vastgestelde waarden van de boom, dat een actueel risico voor de aanwezige bebouwing niet is aangetoond en dat er maatregelen in voorbereiding zijn die de problemen met de waterhuishouding kunnen oplossen, met behoud van de boom.
6.3.
In het aanvullend verweerschrift van 12 juni 2024 heeft verweerder medegedeeld dat de waterhuishoudingsmaatregelen rondom de boom in maart 2024 zijn afgerond. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de afdeling Stedelijk beheer Riolering, Wegen en Bodem aan drie zijden van de boom infiltratiebuizen heeft geplaatst voor het op peil houden van het grondwater rondom de boom. Verder zijn infiltratiebuizen geplaatst bij de damwand om lekkages te stoppen. Dit systeem wordt regelmatig door verweerder gecontroleerd.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de inmiddels genomen maatregelen dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat er nog maatregelen mogelijk zijn die kunnen voorkomen dat de boom bijdraagt aan de watergrondproblematiek. Met de uitleg ter zitting heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat deze maatregelen ertoe zullen leiden dat de boom voldoende water krijgt, zodat de aanwezigheid van de boom niet leidt tot (verdere) zettingen met de risico’s van dien voor de aanwezige bebouwing. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de genomen maatregelen niet effectief zijn. Voor zover eiser stelt dat het inlaadsysteem dikwijls niet goed functioneert, omdat de infiltratiebuizen geregeld verstopt zijn, overweegt de rechtbank dat dit een kwestie is van uitvoering. De gemeente controleert drie keer per jaar of het systeem werkt en spoelt de infiltratiebuizen dan door indien nodig. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat, als het systeem goed functioneert, de boom kan behouden blijven zonder dat deze verder bijdraagt aan de watergrondproblematiek. Het belang bij het behoud van de boom weegt daarom zwaarder dan het belang van eiser bij het kappen van de boom.
6.5.
Het betoog van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Ciftci-Ibis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2024.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.