ECLI:NL:RBDHA:2024:15047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
NL24.28674
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling asielaanvraag van alleenstaande vrouw uit Irak in het licht van artikel 3 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres, een alleenstaande vrouw van Iraakse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 29 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 10 juli 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 22 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de risico's die eiseres loopt bij terugkeer naar Irak opnieuw moet toetsen, met speciale aandacht voor haar status als alleenstaande vrouw. Eiseres heeft nieuwe documenten overgelegd ter ondersteuning van haar asielrelaas, waaronder een identiteitskaart en een verstotingsverklaring. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres geen reëel risico loopt op onmenselijke behandeling bij terugkeer, zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard en er geen aanleiding is om deze te honoreren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28674 (beroep) en NL24.28675 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

V-nummer: [#] ,
(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1995. Op 29 maart 2022 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 10 juli 2024 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eerder heeft eiseres op 16 mei 2018 asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag is door verweerder op 29 januari 2020 afgewezen als ongegrond, wat in rechte vast is komen te staan op 4 december 2020.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing als kennelijk ongegrond van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar herhaalde asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft drie nieuwe documenten ontvangen, te weten haar identiteitskaart, een verstotingsverklaring en een kopie van een akte van overlijden van [naam 2] . Met deze stukken wilt eiseres onderbouwen dat haar asielrelaas uit de eerste procedure wel geloofwaardig geacht had moeten worden. In deze procedure had eiseres naar voren gebracht dat zij in Irak vreest voor eerwraak vanwege haar relatie met [naam 2] , wat haar vader en verdere familie afkeurden. [naam 2] is, nadat eiseres uit Irak is gevlucht, vermoord door de familie van eiseres. Eiseres werd zelf mishandeld door haar vader en broers, en is meerdere keren door hen in huis opgesloten. In de nieuwe aanvraag brengt eiseres ook naar voren dat haar vader haar wil uithuwelijken en hiervoor een huwelijkscontract heeft afgesloten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Gedwongen uithuwelijking door uw vader.
Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het eerste asielmotief geloofwaardig is en dat het tweede asielmotief ongeloofwaardig is. Verweerder stelt dat de aanvraag van eiseres kennelijk ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid aanhef en onder g van de Vreemdelingenwet (Vw).
Had verweerder aan de door eiseres overgelegde documenten meer waarde moeten toekennen?
6. Eiseres voert aan dat verweerder de documenten die eiseres heeft overgelegd tijdens haar herhaalde aanvraag, meer waarde had moeten geven.
6.1
De rechtbank overweegt hierover dat aan de identiteitskaart door verweerder voldoende waarde is gehecht. In de eerste procedure van eiseres achtte verweerder enkel de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig en in deze procedure acht verweerder, naast haar nationaliteit en herkomst, ook de identiteit van eiseres geloofwaardig. Dit vanwege haar identiteitskaart.
6.2
Ten aanzien van het kopie van de overlijdensakte van [naam 2] kan de rechtbank verweerder volgen in dat Bureau Documenten enkel originele documenten kan onderzoeken en daarom geen onderzoek kan doen naar de kopie. De rechtbank heeft echter wel begrip voor de situatie van eiseres en overweegt dat het eiseres niet verweten kan worden dat zij het origineel niet heeft. In dit verband wordt verwezen naar haar uitgebreide verklaring over de verkrijging van de kopie bij het gehoor van 3 juli 2024 [1] . Anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft gesteld, leidt de omstandigheid dat (zoals eiseres zelf heeft verklaard) in Irak corruptie heerst en voor geld veel te regelen is, er niet toe dat geen waarde aan de kopie kan worden gehecht. Ook aan de verstotingsverklaring dient enige waarde te worden gehecht. Dat eiseres niet kan uit verklaren waarom deze pas in 2022 is ondertekend terwijl de gestelde problemen zich in 2017 hebben voorgedaan, betekent niet dat het stuk waardeloos is. De rechtbank volgt eiseres er verder in dat zij niet aan een officieel, origineel document kan komen aangezien dit niet in passend is bij de reguliere gang van zaken omtrent een verstotingsverklaring.
6.3
De rechtbank is daarentegen wel van oordeel dat op basis van de overgelegde documenten verweerder de verklaringen van eiseres omtrent de problemen door haar relatie met [naam 2] niet alsnog geloofwaardig heeft hoeven te achten. Daarbij is van belang dat de verklaringen van eiseres rondom haar problemen door haar relatie met [naam 2] al eerder ongeloofwaardig zijn bevonden en dat in rechte is komen vast te staan. [2] De verklaringen van eiseres over die asielmotief zijn dus niet in grote lijnen geloofwaardig. Eiseres heeft geen aanvullende verklaringen afgelegd die tot een ander oordeel hierover moeten leiden, mede gezien de terughoudende toets die de rechtbank hanteert voor verweerders geloofwaardigheidsbeoordeling. Ten slotte onderbouwen de documenten slechts delen van het relaas van eiseres over de gestelde problemen. Zo vermeldt de overlijdensakte dat [naam 2] zou zijn overleden door een kogelschot, niet wie daarvoor verantwoordelijk is. Vanwege dit alles hecht de rechtbank meer waarde aan de ongeloofwaardig bevonden verklaringen van eiseres dan aan de ingebrachte verstotingsverklaring en kopie van de overlijdensakte.
6.4
Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft eiseres ongeloofwaardig verklaard over haar uithuwelijking?
7. Eiseres voert aan dat zij verschoonbare redenen heeft om niet eerder te verklaren over haar uithuwelijking. Verweerder heeft te weinig rekening gehouden met haar angst en onwetendheid waardoor eiseres haar problemen rondom de uithuwelijking niet eerder heeft gedeeld. Eiseres was bang dat de Nederlandse overheid haar neef die in Europa woont zou inlichten over haar situatie en haar aan hem zou overdragen. Zodra eiseres minder angst en meer informatie had, heeft ze een nieuwe aanvraag ingediend en bij deze aanvraag wel verklaard over de uithuwelijking.
7.1
De rechtbank volgt eiseres niet in dat zij pas later over de uithuwelijking heeft verklaard vanwege haar angst en onwetendheid. In de gehoren is telkens expliciet aangegeven dat het gehoor vertrouwelijk is. Eiseres heeft bij eerdere gehoren ook al verklaard over zeer persoonlijke problemen, zoals haar relatie met [naam 2] , seksueel misbruik door en angst voor haar familie. Voorts ligt het verklaren over de uithuwelijking in de optiek van de rechtbank in het verlengde van het asielrelaas. De rechtbank volgt overigens ook niet dat eiseres de uithuwelijking pas in haar herhaalde asielprocedure naar voren heeft gebracht. Eiseres heeft dit, zo blijkt uit de uitspraak op dat beroep, al gedaan tijdens de beroepsprocedure van haar eerste aanvraag. De rechtbank merkt hierbij wel op dat het argument van verweerder dat het bevreemdend is dat eiseres niet eerder heeft verklaard over haar mogelijke uithuwelijking overeind blijft.
7.2
De rechtbank overweegt verder met verweerder dat eiseres niet eenduidig heeft verklaard over het bestaan en de geldigheid van het huwelijkscontract. Het argument van verweerder dat het contract, als het zou bestaan, inmiddels gezien de verklaring van eiseres is verlopen, gaat niet op. Dit argument onderbouwt juist dat het contract heeft bestaan. Deze ongerijmdheid doet er echter niet aan af dat eiseres slechts van horen zeggen heeft dat dit contract bestaat.
7.3
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Loopt eiseres een risico zoals bedoelt in artikel 3 van het EVRM?
8. Eiseres voert aan dat zij een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij terugkeer naar Irak, mede omdat zij valt onder de risicogroep alleenstaande vrouwen in de zin van paragraaf C7/16.4.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc). Eiseres heeft verder geen nieuwe relatie om een beroep op te doen.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de situatie waarin eiseres terecht komt bij terugkeer moet toetsen aan artikel 3 EVRM. Eiseres heeft een verstotingsverklaring overgelegd. Verweerder is hierop in de besluitvorming nauwelijks ingegaan. Het stuk onderbouwt het standpunt van eiseres dat de banden met haar (mannelijke) familieleden onherstelbaar is verbroken. Alhoewel eiseres – zoals hiervoor al overwogen, zie 6.2 – niet kan verklaren waarom deze pas in 2022 is ondertekend, acht de rechtbank het goed mogelijk dat eiseres verstoten is door haar familie in Irak. De gezinsbanden tussen eiseres en haar gezin kunnen, naast de mogelijkheid dat deze verbroken zijn door de problemen van eiseres in Irak, ook verbroken zijn vanwege het feit dat eiseres al meerdere jaren alleen in Nederland verblijft. De rechtbank volgt eiseres erin dat zij niet aan een officieel, origineel document kan komen aangezien dit niet in passend is bij de reguliere gang van zaken omtrent een verstotingsverklaring. Verweerder heeft het tegendeel in ieder geval niet onderbouwd. Het enkele argument dat het (gedeeltelijk) handgeschreven is, betekent niet dat er geen waarde aan moet worden gehecht. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres geen alleenstaande vrouw is in de zin van paragraaf C7/16.4.4 van de Vc. Verweerder moet onderzoeken of de gezinsbanden tussen eiseres en haar familie verbroken zijn, dan wel of eiseres een sociaal netwerk heeft waar eiseres voor opvang en bescherming op kan terug vallen. Dat zij een vriendin heeft die haar eerder hielp bij de vlucht en recenter bij het verkrijgen van documenten, betekent nog niet dat zij een sociaal netwerk in Irak heeft dat haar opvang en bescherming kan bieden. Verder heeft eiseres verklaard dat zij maximaal één keer in de drie maanden telefonisch contact heeft met haar moeder en geen contact heeft met haar vader. De rechtbank kan ook hierdoor niet uitgaan van een sociaal vangnet. Dat de gedwongen uithuwelijking niet wordt geloofd, leidt ook niet tot die conclusie. Dit betekent dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Irak.
8.2
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank concludeert gelet op het bovenstaande dat verweerder is gehouden om de asielaanvraag van eiseres opnieuw te toetsen aan artikel 3 EVRM. Verweerder heeft derhalve de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat verweerder zelf verder onderzoek moet doen alvorens hij en nieuwe beslissing neemt.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
10. Omdat op het beroep beslist is bestaat er geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 juli 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.W. Robijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pagina 6 en 7.
2.Vergelijk rechtsoverweging 16 van de uitspraak van rechtbank van 27 oktober 2020 op het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de eerste aanvraag.