ECLI:NL:RBDHA:2024:15040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
NL24.26869 en NL24.26870
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt Somalische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend op basis van de vrees voor rekrutering door Al-Shabaab. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn identiteit te staven, aangezien hij geen identificerende documenten heeft overgelegd. Verweerder heeft eiser de kans gegeven om een taalanalyse uit te laten voeren en een contra-expertise aan te vragen, maar de rechtbank concludeert dat de ingebrachte verklaringen en documenten niet voldoende zijn om de twijfels over de identiteit van eiser weg te nemen.

De rechtbank wijst erop dat de bewijslast bij eiser ligt en dat hij niet heeft aangetoond dat er sociolinguïstische factoren zijn die zijn taalgebruik kunnen verklaren. De verklaringen van eiser over zijn afkomst en de bijgevoegde nationaliteitsverklaring worden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om overtuigend bewijs van hun identiteit en nationaliteit te leveren, vooral in het licht van de strenge eisen die aan asielaanvragen worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.26869 (beroep)
NL24.26870 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Franca).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] als tolk.
Feiten en omstandigheden
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1997 en de Somalische nationaliteit te hebben. Aan zijn asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat Al-Shabaab naar zijn huis is gekomen en hem gedwongen wilde rekruteren. Dit is al met eisers broer gebeurd die daarna is overleden, dus eiser wilde dit absoluut niet. Daarom heeft eiser Somalië verlaten. Bij terugkeer vreest eiser te worden vermoord door Al-Shabaab.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Rekrutering door Al-Shabaab.
3.1.
Beide elementen worden om de navolgende redenen door verweerder ongeloofwaardig geacht.
Eiser heeft zijn identiteit niet met documenten aangetoond. Ook blijkt uit de taalanalyse dat eiser wel Somalisch spreekt, namelijk Darod, maar niet zoals gebruikelijk is in het gebied van Moqokori waar eiser stelt vandaan te komen. Uit de screening van de door eiser benaderde expert blijkt dat eiser geen dialect spreekt dat wordt gesproken in de omgeving van Moqokori. Verder is het vreemd dat eiser heeft verklaard dat zijn etniciteit Somali is, maar dat hij niet weet tot welke stam hij behoort. Tot slot kan eiser weinig concreet verklaren over het gebied van Moqokori.
Omdat uit de taalanalyse is gebleken dat eiser wel Somalisch spreekt maar niet zoals gebruikelijk is uit het gebied waar hij stelt vandaan te komen is er sprake van het verstrekken van valse informatie en dus misleiding. Het is daarom niet geloofwaardig dat eiser afkomstig is uit het gebied van Moqokori, en eisers verklaringen over de problemen die hij in zijn woongebied zou hebben gehad zijn hiermee niet geloofwaardig. Eisers asielrelaas wordt daarom niet inhoudelijk beoordeeld. De aanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder de gestelde identiteit van eiser ongeloofwaardig kunnen achten?
5. Eiser voert aan dat als verweerder eisers nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig acht, dat nog niet maakt dat zijn identiteit ongeloofwaardig is. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten om de sociolinguïstische redenen waarom eiser het Darod dialect spreekt te onderzoeken en betrekken, gelet op de samenwerkingsverplichting. Ook heeft verweerder ten onrechte de correcties en aanvullingen op het punt dat eiser niet heeft kunnen benoemen tot welke stam hij behoort niet meegenomen. Verder heeft eiser over de omgeving waar hij woonde verklaard wat in redelijkheid verwacht mag worden. Deze verklaringen zijn behoorlijk concreet en juist en zouden moeten bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers herkomst. Daarnaast heeft eiser een verklaring van [naam 2] , de ex-partner van zijn overleden oom, overgelegd die de herkomst van eiser en de stam waartoe hij behoort onderbouwt. Er geldt een vrije bewijsleer waarbij ook getuigenverklaringen meegewogen dienen te worden. Verweerder kan ook in het dossier van de oom van eiser, [naam 3] , verifiëren of [naam 2] zijn vrouw is geweest aangezien zij op basis van gezinshereniging naar Nederland is gekomen. Ook kan verweerder in zijn dossier onderzoeken of de vader van eiser de broer is van [naam 3] . Dit dient verweerder ook te doen op grond van de samenwerkingsverplichting. Ten slotte heeft eiser een nationaliteitsverklaring overgelegd die is afgegeven door de Somalische ambassade in Brussel om zijn identiteit te onderbouwen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat met de ingebrachte verklaringen en onderbouwende documenten eiser onvoldoende de twijfel heeft weggenomen over zijn gestelde identiteit. Aan de verklaringen van eiser over de omgeving waar hij vandaan komt en de correcties en aanvullingen op de antwoorden die hij heeft gegeven over de vraag tot welke stam hij behoorde heeft verweerder niet de betekenis hoeven hechten die eiser had willen zien, gelet op het volgende.
5.2.
Het ligt op de weg van de asielzoeker om zijn gestelde identiteit te staven. Dat kan in de eerste plaats door het overleggen van documenten waaruit zijn identiteit blijkt. Eiser heeft ter staving van zijn gestelde identiteit geen identificerende documenten kunnen overleggen. Vervolgens is verweerder eiser in de op hem rustende bewijslast tegemoet gekomen door een taalanalyse uit te voeren en eiser de gelegenheid te bieden om een contra-expertise te laten doen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee heeft voldaan aan de samenwerkingsverplichting. De rechtbank is het met verweerder eens dat in het kader van de samenwerkingsverplichting niet van verweerder verwacht kan worden dat er nader onderzoek wordt gedaan naar de sociolinguïstische factoren die volgens de contra-expert van invloed zouden kunnen zijn op het dialect dat eiser spreekt. De bewijslast ligt bij eiser. Als eiser denkt dat er sprake is van sociolinguïstische factoren die zijn taalgebruik zodanig hebben beïnvloed dat hij een ander dialect spreekt dan het dialect uit het gebied in Somalië waar hij vandaan stelt te komen, dan ligt het op de weg van eiser om die factoren te benoemen en aannemelijk te maken. Dat is niet gebeurd.
Verder kan niet van verweerder worden verwacht dat het dossier van [naam 3] , de gestelde oom van eiser, betrekt in de beoordeling. Verweerder heeft zich niet ten onrechte ter zitting op het standpunt gesteld dat de familierechtelijke relatie tussen [naam 3] en eiser niet is aangetoond. Daar komt bij dat het op de weg van eiser had gelegen om daarover meer informatie te verstrekken in deze procedure, anders dan eisers eigen verklaringen en de verklaring van [naam 2] . De rechtbank volgt daarnaast het standpunt van verweerder dat de verklaring van [naam 2] op verzoek van eiser is opgesteld en er geen documenten zijn overgelegd om de inhoud te verifiëren. Hierdoor kan aan deze verklaring niet de door eiser gewenste waarde worden gehecht.
5.3.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op grond van welke gegevens en onderzoeksbevindingen de overgelegde nationaliteitsverklaring is opgesteld. Verweerder heeft ter zitting terecht opgemerkt dat in de begeleidende brief bij de nationaliteitsverklaring staat benoemd dat de verklaring is afgegeven op basis van de eigen verklaringen van eiser. Het is, ook bij eiser zelf, onbekend of er een verslag van dit gesprek beschikbaar is. Dit komt voor risico van eiser. Ook is niet gebleken dat er objectieve of verifieerbare documenten aan de nationaliteitsverklaring ten grondslag liggen. De rechtbank is daarom met verweerder van mening dat aan de inhoud van de nationaliteitsverklaring niet de door eiser gewenste waarde kan worden gehecht. De nationaliteitsverklaring biedt onvoldoende tegenwicht aan wat onder rechtsoverweging 5.2 is overwogen om eisers gestelde identiteit aannemelijk te maken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
6. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft.
7. Gezien deze uitspraak op het beroep, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe daarom af.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, lid 1, onder c en e, Vreemdelingenwet 2000.