ECLI:NL:RBDHA:2024:15025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
NL24.34034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Finland en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Jemeniet, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Finland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Finland om internationale bescherming verzocht en Nederland had een verzoek tot terugname naar Finland gestuurd, dat door de Finse autoriteiten was geaccepteerd.

Tijdens de zitting op 18 september 2024 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M.S. Yap, was wel aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder medische klachten en de omstandigheden waaronder hij in Finland asiel had aangevraagd, overwogen. Eiser stelde dat hij in Finland gedwongen was om een asielaanvraag te doen en dat hij daar niet adequaat was behandeld voor zijn medische klachten.

De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die de overdracht aan Finland van onevenredige hardheid zouden getuigen. De rechtbank concludeerde dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om de asielaanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34034

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond van Finland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en heeft de Jemenitische nationaliteit. Hij heeft op 17 maart 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30, eerste lid, van de Dublinverordening [1] niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 12 november 2023 al in Finland om internationale bescherming heeft verzocht. Nederland heeft op grond hiervan op 22 april 2024 een verzoek tot terugname verstuurd aan de Finse autoriteiten. Op 6 mei 2024 heeft Finland het verzoek geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Finland vaststaat.
3. Eiser voert aan dat hij in Finland is gedwongen een asielaanvraag te doen. De omstandigheid waaronder die asielaanvraag tot stand is gekomen is ook van belang. Daarnaast heeft eiser medische klachten en hiervoor is hij niet deugdelijk behandeld in Finland. Eiser beroept zich op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, omdat hij bij overdracht aan Finland een risico op schade zal lopen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Finland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
5. Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Eurodac-verordening [2] zijn lidstaten verplicht illegale vreemdelingen die op het grondgebied van de lidstaten binnenkomen, te registreren. Als eiser meent dat de Finse autoriteiten in dit opzicht onrechtmatig hebben gehandeld, ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties in dat land.
6. Ten aanzien van de – overigens niet onderbouwde – medische klachten van eiser is niet gebleken dat eiser in Finland geen medische zorg kan krijgen. Zo heeft hij verklaard dat hij gedurende zijn asielprocedure in Finland is behandeld aan zijn hand. Ook is hij gezien door een arts [3] . Daarbij zijn er geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiser. Niet is gebleken dat eiser een medische behandeling nodig heeft die hij alleen in Nederland kan krijgen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de noodzakelijke medische zorg voor eiser beschikbaar is in Finland. Indien eiser vindt dat Finland zijn verplichtingen niet nakomt, ligt het op zijn weg om daarover in Finland te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Finland hem niet zouden kunnen of willen helpen.
7. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht van eiser aan Finland van onevenredige hardheid getuigt en verweerder aanleiding had moeten zien om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening 604/2013.
2.Verordening (EU) nr. 603/2013.
3.Rapport aanmeldgehoor Dublin, p. 7.