ECLI:NL:RBDHA:2024:15023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
NL24.34175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Tijdens de zitting was eiser niet aanwezig en had hij ook geen gronden van beroep ingediend, ondanks een eerder verstuurde herstel-verzuimbrief door de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat het beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden. Aangezien er geen gronden zijn ingediend en er geen verschoonbare redenen zijn gesteld voor de termijnoverschrijding, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34175
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: voorheen mr. N. Wouters, heeft zich voor de zitting onttrokken)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen noch heeft anderszins van zich laten horen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb [2] in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: aangeven op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank – na een herstelmogelijkheid – het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2. Op 2 september 2024 heeft de rechtbank eiser een herstel-verzuimbrief verstuurd met het verzoek de gronden van het beroep binnen vijf dagen in te dienen. De gemachtigde van eiser heeft zich op 9 september 2024 onttrokken aan de zaak. Door of namens eiser zijn tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek geen gronden van beroep ingediend. Gesteld noch gebleken is dat in het geval van eiser sprake is van verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Algemene wet bestuursrecht (Awb).