ECLI:NL:RBDHA:2024:15000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
09/178674-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in zaak van woninginbraak en poging tot woninginbraak met DNA-bewijs en alibi

Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak en poging tot woninginbraak. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste vond plaats op 3 februari 2023 in Rijswijk, waar de verdachte zou hebben ingebroken in de woning van [naam 1]. Tijdens het forensisch onderzoek werd DNA-materiaal aangetroffen op de voordeur, dat mogelijk van de verdachte afkomstig was. De verdachte ontkende echter betrokkenheid en stelde een alibi te hebben, dat werd bevestigd door een getuige. De rechtbank oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen, gezien het sterke alibi en de twijfel over de herkomst van het DNA.

De tweede beschuldiging betrof een poging tot woninginbraak tussen 23 en 28 februari 2023 in Alphen aan den Rijn. Ook hier werd DNA-materiaal aangetroffen, maar de rechtbank kon niet vaststellen hoe het DNA op de ruit was gekomen. De verdachte ontkende ook deze betrokkenheid. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan overtuigend bewijs, sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide feiten.

Daarnaast had de benadeelde partij, [naam 2], een schadevergoeding van € 309 gevorderd, maar de rechtbank verklaarde deze niet-ontvankelijk, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten van de benadeelde partij werden op nihil begroot. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van alibi's in de beoordeling van de schuld van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/178674-24
Datum uitspraak: 20 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats]
en verblijfadres: [verblijfadres] , [postcode 2] [plaatsnaam]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Verheesen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Stolk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in/uit een woning aan de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), één of meer kledingstukken en/of tassen en/of horloges en/of (zonne)brillen en/of parfumflessen en/of accessoires en/of munten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2023 tot en met 28 februari 2023 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning aan de [adres 3] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een goed en/of goederen van/naar zijn/hun garing, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, - naar de woning is/zijn gegaan en/of - één of meer sloten van de voordeur heeft/hebben geforceerd en/of beschadigd en/of vernield en/of gedemonteerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
3.3
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, om de navolgende redenen.
Feit 1 (woninginbraak)
Op 3 februari 2023 is er tussen 16:30 uur en 19:15 uur ingebroken in de woning van [naam 1] aan de [adres 2] in Rijswijk. Tijdens forensisch onderzoek is op de buitenzijde van de voordeur van de woning een veeg, vermoedelijk afkomstig van een handpalm, aangetroffen en bemonsterd. Uit het NFI-rapport van 27 februari 2023 blijkt dat het uit de veeg verkregen celmateriaal afkomstig kan zijn van de verdachte, met een matchkans kleiner dan één op één miljard.
De verdachte heeft steeds ontkend bij deze woninginbraak betrokken te zijn geweest. Hij heeft verklaard dat hij op 3 februari 2023 vanaf 14-15 uur tot 21-21:30 uur op de verjaardag was van zijn goede vriendin in Zoetermeer en dat hij daarom niet op de plaats delict aanwezig kon zijn ten tijde van de inbraak. Dit alibi wordt gesteund door de verklaring die deze vriendin ter terechtzitting als meegebrachte getuige heeft afgelegd; zij heeft daarbij op kritische vragen gedetailleerd en consistent verklaard, overeenkomstig het door de verdachte gepresenteerde alibi.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de woninginbraak heeft gepleegd. Het gegeven dat de voordeur van de woning alleen bereikbaar is via een afgesloten toegangsdeur, het ‘vermoeden’ van de verbalisanten dat het op de voordeur aangetroffen DNA-materiaal afkomstig is van een handpalm, alsmede de match van dat DNA-materiaal met het DNA-profiel van de verdachte, vormen tot op zekere hoogte aanwijzingen dat de verdachte betrokken is geweest bij de inbraak. Deze aanwijzingen leveren echter, gelet op het alibi van de verdachte, onvoldoende overtuigend bewijs op.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Feit 2 (poging tot woninginbraak)
Tussen donderdag 23 februari 2023 9:00 uur en dinsdag 28 februari 2023 17:30 uur is er geprobeerd om in te breken in de woning aan de [adres 3] in Alphen aan den Rijn. Tijdens het forensisch onderzoek is aan de buitenzijde van de ruit naast de voordeur van de woning een vettige veeg aangetroffen en bemonsterd. Uit het NFI-rapport van 28 maart 2023 blijkt dat het uit de veeg verkregen celmateriaal afkomstig kan zijn van de verdachte, waarbij het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering het DNA van de verdachte bevat dan wanneer de bemonstering DNA bevat van een willekeurige onbekende, niet aan de verdachte verwante, persoon.
De verdachte heeft steeds ontkend bij deze poging tot woninginbraak betrokken te zijn geweest. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte deze verklaring gehandhaafd.
Op basis van het voorgaande trekt de rechtbank de conclusie dat het DNA van de verdachte op de ruit van de woning is aangetroffen, maar dat niet kan worden vastgesteld wat de aard van het DNA-materiaal is en op welke manier zijn DNA daar terecht is gekomen. Het vinden van een DNA-match zonder enige indicatie of aanwijzing over de aard van het betreffende DNA-materiaal hoeft niet te betekenen dat het DNA-spoor direct door aanraking van de ruit door de verdachte is veroorzaakt. Dit heeft tot gevolg dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte bij deze poging tot woninginbraak aanwezig of (anderszins) betrokken is geweest.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.

4.De vordering van de benadeelde partij

[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 309, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 309 aan materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
mr. A. Tsjapanova, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff en mr. C.W.I. Ostendorf, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2024.