ECLI:NL:RBDHA:2024:14989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
NL23.13238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beslistermijn in asielaanvraag met betrekking tot belangen van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder, op 24 augustus 2023, een uitspraak ontvangen waarin zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag gegrond werd verklaard. De rechtbank had de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen twintig weken een besluit op de aanvraag van de opposant bekend te maken. De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze beslissing, omdat hij meende dat de opgelegde beslistermijn in strijd was met de belangen van het kind, die spoedig herenigd diende te worden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid biedt tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In het verzet beoordeelt de rechtbank enkel of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gekozen termijn van twintig weken, die is gebaseerd op rechterlijk beleid, niet onterecht was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13238

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[opposant], opposant,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geopposeerde.

Procesverloop

Bij uitspraak van 24 augustus 2023 [1] (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank het beroep van opposant kennelijk gegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op zitting te worden gehoord. De rechtbank doet op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposant tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag gegrond verklaard. De rechtbank heeft hierin verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag van opposant bekend te maken.
2. Opposant meent dat de rechtbank ten onrechte een nadere beslistermijn van twintig weken heeft bepaald. Opposant stelt onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023 [2] dat de beslistermijn in strijd is met de belangen van het kind om spoedig herenigd te worden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
4. De rechtbank volgt opposant niet in zijn stelling dat geen nadere beslistermijn van twintig weken kon worden opgelegd. De gekozen termijn is gebaseerd op rechterlijk beleid en is door de rechtbank toegelicht in de aangevallen uitspraak. Daarin is ook toegelicht waarom de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een bijzonder geval bij aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Voorts wijst de rechtbank op het dossier waaruit blijkt dat de aanvraag weliswaar is bevestigd, maar dat verweerder verder niet naar de aanvraag heeft gekeken. In verzet is niet alsnog gebleken dat het onderzoek naar de aanvraag al (deels) was verricht op de datum van de aangevallen uitspraak. Overigens biedt hetgeen opposant heeft aangevoerd geen grond voor de conclusie dat de rechtbank ten onrechte tot zijn kennelijke oordeel is gekomen.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht tot het kennelijke oordeel is gekomen dat aan verweerder een beslistermijn van twintig weken kan worden opgelegd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.