ECLI:NL:RBDHA:2024:14985
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan België
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn op basis van de Dublinverordening. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen aan België voordat er op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onverwijlde spoed was, omdat de uiterste overdrachtsdatum (UOD) voor de verzoeker op 1 november 2024 afloopt en de zitting voor het beroep is gepland op 28 oktober 2024. Dit betekent dat de uitspraak op het beroep mogelijk niet vóór de UOD kan worden gedaan, wat de mogelijkheid van overdracht in gevaar brengt.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan België tot één week nadat op het beroep is beslist. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.