6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een mes in de trein een politieagent aan te vallen. Ook heeft zij een andere opsporingsambtenaar met de dood bedreigd. De rechtbank acht dit gedrag tegen beroepsbeoefenaars met een publieke taak bijzonder kwalijk. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van de verdachte onacceptabel is, zeker gelet op het feit dat de personen waartegen zich het geweld heeft gericht, bezig waren met de uitoefening van een publieke functie. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de politie. Politieagenten behoren hun werk ongestoord te kunnen doen zonder hierin gehinderd te worden. Voor wat betreft de poging tot zware mishandeling geldt bovendien dat het om zeer gevaarlijk gedrag van de verdachte ging doordat zij in beschonken toestand in een smalle ruimte met het mes richting de politieagent is gerend. Dat de politieagent niet (zwaar) gewond is geraakt, is niet te danken aan het handelen van de verdachte, maar aan het adequate optreden van de betreffende agent. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan deze strafbare feiten en dat zij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van haar handelen voor de agenten en voor het, in ieders belang, uitoefenen van hun werkzaamheden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 september 2024, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweld en bedreiging tegen beroepsbeoefenaars.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een (aanvullend) Pro Justitia-rapport over de verdachte van prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt, psycholoog, van 7 september 2023 en 12 april 2024. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia-rapport over de verdachte van dr. O.M. Guddat en drs. D. Touw, psychiaters, van 21 maart 2024. De rapportages zijn opgemaakt ten aanzien van het bij dagvaarding I feit 1 ten laste gelegde. Zij hebben zich uitgelaten over – onder meer – de toerekenbaarheid en eventuele interventies.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bij de verdachte sprake was van een ernstige stoornis in alcoholgebruik, een posttraumatische stressstoornis, zwakbegaafdheid en borderline-problematiek. De psycholoog onderschrijft dat alcohol een grote invloed heeft op de verdachte en kan leiden tot agressie en geweldsexplosies. Dit als gevolg van de ruime drempelverlaging die met het controleverlies samengaat. De psycholoog beschrijft dat het ten laste gelegde plaatsvond tegen de achtergrond van een reeds lang bestaand patroon, waarin dronkenschap van de verdachte de route naar het ten laste gelegde plaveide, waarna zich een daadwerkelijke agressiedoorbraak voordeed. Bij een bewezenverklaring adviseert de psycholoog dan ook het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog concludeert dat kan worden gesteld dat de emotieregulatie-problematiek in combinatie met het overmatig alcoholgebruik zorgen voor een hoog recidiverisico op gewelddadig gedrag bij de verdachte. In de afgelopen decennia zijn tal van interventies geprobeerd bij de verdachte, maar geen van de interventies bleken toereikend te zijn, wat resulteerde in een terugval. Het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk deel van een straf geeft volgens de psycholoog te weinig bescherming en correctie. De psycholoog adviseert dan ook een strenger kader op te leggen in de vorm van een tbs met voorwaarden, waardoor er een langdurigere mogelijkheid bestaat tot monitoring. De psycholoog ziet in dit stadium geen meerwaarde in een klinische begeleiding van de verdachte. Het verblijf in allerhande instituties heeft de verdachte uitvoerig en indringend aan den lijve meegemaakt. De inschatting van de psycholoog is dat een gedwongen plaatsing in een kliniek een averechtse uitwerking zal hebben en verzet bij de verdachte zal aanwakkeren. Daarmee zou het geleidelijk opgebouwde (broze) vertrouwen met de ambulante begeleiders teniet worden gedaan.
De psychiaters hebben geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bij de verdachte sprake was van een ernstige stoornis in alcoholgebruik, een matig tot ernstige stoornis in cocaïnegebruik, een posttraumatische stressstoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline-trekken en zwakbegaafdheid. Volgens de psychiaters is het aannemelijk dat de stoornissen invloed hebben gehad op het gedrag van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het gaat dan met name om de impulsiviteit, de prikkelbaarheid en de constante onverantwoordelijkheid van de verdachte vanuit haar persoonlijkheid, PTSS en haar zwakbegaafdheid die worden versterkt door het alcohol en middelengebruik door het wegvallen van remmingen. De psychiaters hebben geconcludeerd dat de aanwezige psychische stoornissen de gedragskeuze-mogelijkheden van de verdachte tenminste gedeeltelijk bepaalden ten tijde van het ten laste gelegde en adviseren dan ook bij een bewezenverklaring het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte.
De psychiaters schatten de kans op recidive zonder behandeling tevens hoog in en adviseren een tbs met voorwaarden op te leggen. Ondanks het grote recidiverisico is (in eerste instantie) een ambulant behandeltraject gewenst omdat de verdachte hiervoor gemotiveerd is en een dergelijk traject daardoor een grotere slagingskans heeft dan een klinisch behandeltraject. Verder is de verwachting van de psychiaters dat een klinische opname gepaard zal gaan met veel agressie en potentieel nieuwe traumatische gebeurtenissen. Zij hebben wel twijfels of de verdachte voldoende in staat zal zijn om zich voor een langere periode aan voorwaarden in een ambulante setting te houden. Zij achten het daarom noodzakelijk dat de reclassering in voorkomend geval de opname van de verdachte in een kliniek met hoog beveiligingsniveau kan verzoeken.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van GGZ Reclassering Fivoor over de verdachte van 18 april 2024, 25 juli 2024 en 27 augustus 2024, waaruit volgt dat sprake is van een delictpatroon aangaande geweldsdelicten gepleegd onder invloed van middelen. De reclassering sluit zich aan bij de conclusies van de deskundigen dat zonder behandeling de kans op recidive hoog is en dat het ondanks de motivatie van de verdachte het haar niet lukt om blijvend recidive-vrij te zijn. Zij achten een tbs met voorwaarden het meest passende traject om de juiste intensiteit en duur van zorg, begeleiding en beveiliging te kunnen garanderen.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies en adviezen van de psycholoog en psychiaters gedragen worden door hun bevindingen. De rechtbank zal de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling daarom in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. Ten aanzien van de bewezenverklaarde bedreiging overweegt de rechtbank dat de problematiek die door de deskundigen is geschetst er ook toe heeft geleid dat de verdachte de bedreiging heeft geuit. De rechtbank zal daarom ook de bedreiging verminderd toerekenen aan de verdachte.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Gezien de ernst van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling, zal in de strafmaat de nadruk hier vooral op liggen.
De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 83 dagen passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De duur van de gevangenisstraf komt overeen met de tijd dat de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De maatregel
De rechtbank concludeert op basis van hetgeen de psycholoog en psychiaters hebben gerapporteerd dat, gelet op de stoornissen bij de verdachte, het risico op terugvallen in gewelddadig gedrag hoog is. Verder neemt de rechtbank de conclusie van de deskundigen over dat een behandeling van de problematiek van de verdachte noodzakelijk is, om het hoge risico op recidive te verminderen. Gelet op de complexe problematiek van de verdachte, het feit dat behandeling en begeleiding in het verleden niet of nauwelijks effect hebben gehad en de veiligheid van anderen, is de rechtbank van oordeel dat geen andere maatregel volstaat dan tbs met voorwaarden.
De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het door de verdachte begane feiten misdrijven zijn, te weten een poging tot zware mishandeling en een bedreiging, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Aan de tbs met voorwaarden zullen (grotendeels) de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 27 augustus 2024, welke voorwaarden hierna worden weergegeven in het dictum van dit vonnis. Gedurende het onderzoek en ter terechtzitting zijn de door de reclassering geformuleerde voorwaarden met de verdachte besproken. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving hiervan.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de reclassering geadviseerde voorwaarde die ziet op een (gedwongen) opname in een zorginstelling, dat de wetgever heeft voorzien in een expliciete en met waarborgen omklede wettelijke grondslag voor een (tijdelijke) gedwongen opname van de terbeschikkinggestelde. In dit verband volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad dat een eventuele toekomstige noodzaak om de verdachte op te laten nemen alleen kan door tussenkomst van een rechter of met instemming van de verdachte zelf. Een gedwongen tijdelijke opname (ook wel
time-outgenoemd) in een kliniek kan enkel ten uitvoer worden gelegd door tussenkomst van de rechter-commissaris op grond van artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Deze time-out mag maximaal zeven weken duren, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar. Indien een langdurigere opname in een zorginstelling aangewezen lijkt, kan bij de rechter een vordering worden ingediend tot wijziging van de voorwaarden op grond van artikelen 6:6:19, derde lid, Sv en 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder f, Sv.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot zware mishandeling. Gelet op het hoge recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijke uitvoerbaar is op grond van artikel 38 lid 6 en 7 Sr.
Maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte en de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Aan de verdachte wordt voor onder meer dit strafbare feit bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de terbeschikkingstelling met voorwaarden, indien dat nodig blijkt, onder toezicht te stellen, om zo het risico op herhaling van geweldsdelicten te minimaliseren. De rechtbank zal daarom de maatregel opleggen.