ECLI:NL:RBDHA:2024:14978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
NL24.28843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar visum kort verblijf

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Singh, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. Eiseres heeft op 4 oktober 2023 bezwaar gemaakt, maar de minister heeft de beslistermijn met zes weken verlengd en heeft uiteindelijk niet binnen de gestelde termijn van zes weken een besluit genomen. Eiseres heeft de minister op 25 juni 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen op het bezwaar. De rechtbank heeft bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er inmiddels 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres gelijk heeft gekregen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister de proceskosten van eiseres moet vergoeden, tot een bedrag van € 437,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- moet terugbetalen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28843
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J. Singh)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

3. Eiseres heeft op 4 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. Verweerder moet uiterlijk binnen zes weken een beslissing op bezwaar nemen. Dit is gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.4 Verweerder heeft de beslistermijn met zes weken verlengd.5 Eiseres heeft verweerder op 25 juni 2024 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiseres meer dan twee weken na de
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Dit staat in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb.
5 Op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb.
ingebrekestelling beroep ingesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen besluit op bezwaar heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.6 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.7
5. Verweerder heeft niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op het bezwaar van eiseres. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Welke rechterlijke dwangsom legt de rechtbank verweerder op?
6. De rechtbank bepaalt in deze zaak, met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen.
Bestuurlijke dwangsom
7. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.8
8. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een beslissing op bezwaar bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
6 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
10. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
t