ECLI:NL:RBDHA:2024:14977
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 31 juli 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 20 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gewezen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat andere EU-lidstaten zich houden aan internationale verplichtingen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij niet in staat was om te klagen bij de Duitse autoriteiten over zijn behandeling. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en dat eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 22 augustus 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met deze uitspraak.