In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 21 november 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hiermee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiseres hoeft dus geen griffierecht te betalen. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor de minister om te beslissen op de aanvraag is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
De rechtbank legt de minister een termijn van 90 dagen op om een beslissing te nemen, te rekenen vanaf het moment dat de aanvraag ter hand wordt genomen. De minister heeft aangegeven de aanvraag in april 2025 te kunnen behandelen, wat betekent dat hij vóór 30 juni 2025 een beslissing moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb.
De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, maar omdat eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, hoeft de minister dit niet te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.