Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt geopposeerde tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan opposant.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 september 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant, die eerder op 27 februari 2024 beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 23 februari 2022. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 4 juni 2024 het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te vroeg zou zijn ingediend. De opposant heeft op 16 juli 2024 verzet ingesteld tegen deze uitspraak, wat geleid heeft tot de behandeling van het verzet op 12 september 2024.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling door de opposant op 11 februari 2024 correct was verzonden en ontvangen, en dat de termijn voor het indienen van het beroep dus niet prematuur was. De rechtbank oordeelde dat de eerdere beslissing dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, onterecht was.
Daarom verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek naar de asielaanvraag wordt hervat. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de opposant, vastgesteld op € 437,50. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.